Op God te vertrouwen voor de genezing van kleine problemen in het leven mag een goed idee lijken, maar wat als het een serieuze ziekte betreft? Is het onder deze omstandigheden nog steeds raadzaam om ons alleen tot God te wenden?
Als je er ooit aan hebt getwijfeld, dat God je wil genezen, of misschien hebt gedacht, dat je het niet waard bent om te worden genezen, dan ben je niet alleen. Maar voordat je jouw schouders ophaalt en de pagina omslaat, laat mij je mijn ervaring over de genezing van diabetes vertellen.
Enkele jaren geleden kreeg ik lichamelijke klachten en ik vermoedde, dat ik de symptomen van diabetes had. Verschillende familieleden leden aan deze ziekte en zodoende stemde ik in met een onderzoek door de specialist. De uitslag van dit onderzoek bevestigde inderdaad de diagnose diabetes. De specialist drong aan direct met het injecteren van insuline te beginnen.
Vanwege mijn training in Christian Science koos ik ervoor dit probleem niet met insuline te behandelen, maar in plaats daarvan oprecht te bidden tot God om mij het geestelijk inzicht te verschaffen dat nodig was om deze ziekte te genezen. Ik bad ook om bevrijd te worden van de angst van anderen, omdat ik mijn medicijn niet wilde nemen, in het bijzonder van hun gedachte dat ik mijn leven hierdoor in gevaar zou brengen.
Gedurende enkele maanden van gebed kwelde ik mij met de vraag wat de juiste keuze zou zijn voor de bestwil van allen – het medische traject in te gaan of verder op God te steunen en te vertrouwen op Zijn zorg. Ik verlangde intens naar het vertrouwen in God, omdat God mij in eerdere situaties ook van kwalen had genezen.
Op een avond tijdens mijn gebed kwamen de volgende woorden bij mij op: “onvoorwaardelijk vertrouwen op God.” Ik wist, dat dit woorden waren uit het leerboek Wetenschap en Gezondheid van Mary Baker Eddy. De volledige zin, waarbij Waarheid als synoniem voor God staat, luidt als volgt: “Alleen door een onvoorwaardelijk vertrouwen op Waarheid kan wetenschappelijke genezingsmacht worden verwezenlijkt” (blz. 167).
Een andere paragraaf op dezelfde bladzijde maakt dit ook duidelijk: “Het is niet verstandig een half weifelende of halfslachtige houding aan te nemen of te verwachten, dat men tegelijk met Geest en met de stof, met Waarheid en met dwaling, kan werken. Er is slechts één weg, die tot het geestelijke zijn voert – namelijk, God en Zijn idee.”
Ik herkende, dat God door deze vier woorden tot mij had gesproken, “onvoorwaardelijk vertrouwen op God” en dat Hij op dat moment mij hiermee hielp een beslissing te nemen. Daarna was ik ervan overtuigd, dat ik voor mijn zorg op God kon vertrouwen, dat Hij mij zou beschermen, onderrichten in wat ik moest leren en zou sterken door deze ziekte te genezen. Ik voelde, dat een zware last van mijn schouders viel en kreeg weer rust.
De Bijbel vraagt: “Weet u niet dat aan wie u uzelf als slaaf ter beschikking stelt tot gehoorzaamheid, u slaaf bent van wie u gehoorzaamt: óf van de zonde, tot de dood, óf van de gehoorzaamheid, tot gerechtigheid?” (Rom. 6:16 HSV). Ik voelde mij volledig in harmonie met mijn beslissing om mij aan de wil van God toe te wijden.
Ik bracht mijn familie op de hoogte van het heugelijke feit, dat ik mij geroepen voelde op God te vertrouwen en alleen op God, voor mijn genezing. Ik had de door de specialist voorgeschreven insuline niet genomen, ook niet vóór het nemen van mijn beslissing. Tot die tijd lette ik wel op hetgeen ik at en ik deed ook meer aan lichaamsbeweging dan gewoonlijk. Dit kwam hoofdzakelijk door angst en verwarring, omdat ik niet wist hoe ik met deze ziekte om moest gaan.
Nadat de boodschap was aangekomen over onvoorwaardelijk vertrouwen, lette ik niet meer op mijn dieet en beweging. Ik vertrouwde volledig op God, het goddelijk Gemoed, voor mijn genezing. Ik legde mijn beslissing uit aan diegenen, die erom vroegen. Ik legde uit, dat ik mijn leven aan God toevertrouwde en dat zij ook op God konden vertrouwen als perfecte zorgdrager voor mij. Kort daarna wist ik, dat ik gezond was. Er waren geen symptomen van de ziekte meer. Ik wist, dat ik volledig was genezen. Dit gebeurde vier jaar geleden en sindsdien heb ik geen last meer gehad van dit probleem.
De geestelijke waarheid werd mij steeds duidelijker, dat alle functies van mijn ware identiteit de goddelijke wet van harmonie, orde en perfectie demonstreerden. Als geestelijke beeltenis van God geef ik alleen uitdrukking aan de perfecte, harmonieuze functies van Gemoed, God - waar al het leven werkt in overeenstemming met de wetten van God – en daar zijn wanorde, ontoereikende of buitensporige activiteit onmogelijk. Ik weigerde resoluut mij aan iets anders toe te wijden dan alleen aan de machtige kracht van de ene God.
Wetenschap en Gezondheid legt uit: “Oppermachtig over al zijn formaties en ze alle besturend, is Gemoed het middelpunt en de zon van zijn eigen ideeënstelstels, het leven en het licht van geheel zijn eigen onmetelijke schepping; en de mens is onderhorig aan het goddelijk Gemoed” (blz. 209). De diagnose dat bepaalde organen niet goed zouden functioneren, was gebaseerd op het geloof dat de mens stoffelijk is en onderworpen aan mankementen en verval. Ik hield vast aan het feit, dat ik alleen kon weten en voelen wat God weet en voelt, omdat ik in werkelijkheid altijd één met Hem ben; ik ben Zijn gelijkenis.
Ik begreep dat God, het goddelijk Beginsel, mijn lichaam, dat geheel geestelijk is, bestuurde. Het is niet samengesteld uit stoffelijke elementen of delen, die op sommige momenten goed functioneren en op andere momenten disfunctioneren. Beginsel, God, laat ons nooit in de steek als wij angst vervangen door vertrouwen en als wij ons goddelijk recht op vrijheid en gezondheid begrijpen.
God, de goddelijke Liefde, heeft veel zegeningen voor ons in petto als wij oprecht en vertrouwensvol ons tot Hem wenden en Hem, ja, onvoorwaardelijk, voor ons laat zorgen. Dit vertrouwen op jouw en mijn Vader-Moeder zal jou belonen met genezing, zoals het mij heeft beloond. Uiteindelijk is er niets groter of hoger dan God, Liefde, om je naartoe te wenden.