Skip to main content Skip to search Skip to header Skip to footer

Gebed van een lerares

De Christian Science Heraut - 18 december 2015

Oorspronkelijk gepubiceerd in de maart 2015 editie van The Christian Science Journal.


Toen ik verscheidene jaren geleden les gaf in Engels op een middelbare school leerde ik een waardevolle levensles – we kunnen de problemen die zich voordoen niet negeren of vermijden, maar we moeten ze onder ogen zien en genezen.

Ik had een leerling toegewezen gekregen die vanaf de eerste dag duidelijk liet merken dat hij me niet mocht en alles wat ik zei belachelijk vond. Ik was hier niet aan gewend. Ik had altijd een band met mijn leerlingen kunnen vormen en goed met ze kunnen opschieten. Maar deze jongen stak het niet onder stoelen of banken dat hij me niet kon uitstaan. Iedere keer als ik iets zei rolde hij met zijn ogen, keek opzij of naar het plafond, of maakte een afkerig gebaar.

In het begin probeerde ik om niet in zijn richting te kijken of oogcontact te maken, maar ik voelde aldoor de negatieve aanwezigheid in de klas. Dat was erg afleidend en nadat ik een aantal weken geprobeerd had om het te negeren, besloot ik dat het zo niet langer ging. Ik wilde niet vragen dat hij verwijderd zou worden uit mijn klas of gestraft zou worden. En ik wilde hem ook niet zelf straffen. Dus besloot ik om dat weekend als ik thuiskwam te gaan bidden over mijn visie op de jongen totdat ik naar hem kon kijken en Gods aangezicht zien (zie Genesis 33:10).

Het hele weekend heb ik gebeden, de ene na de andere sterfelijke misvatting over hem verwisseld voor de waarheid van het zijn, en door de schijn van de stoffelijke zinnen, die een dwarse, opstandige jongen lieten zien, heengekeken naar de waarheid van Gods schepping.

Toen kwam ik deze verklaring in de Bijbel tegen: “Ontgin het braakliggend land, nu is de tijd gekomen om mij, de Heer, te zoeken” (Hoséa 10:12, Groot Nieuws Bijbel). Omdat mijn vader en broer allebei boer waren, was ik bekend met braakliggend land. Ik herinner me nog goed hoe ik hard in hun velden ploeterde om onkruid, distels en stenen uit de onontgonnen grond te verwijderen voordat er werd geploegd en het zaad werd gezaaid in vruchtdragende grond.

Het kwam in me op, dat het werk in het veld veel leek op het werk dat ik aan het doen was dat weekend, het ontwikkelen en vergeestelijken van de “grond” van de gedachten, zodat het zaad van Waarheid geplant kon worden en vruchten voort zou brengen.

De dichter Robert Frost schreef een gedicht over een boer die de bodem bewerkt, seizoen na seizoen de grond omspit, het gewas iedere keer weer onderploegt totdat hij de bodem verrijkt heeft; en alleen dan pas is hij bereid om de oogst naar de markt te brengen. Maar eerst bewerkt hij de bodem. Dat weekend was ik “de bodem” aan het bereiden. Mary Baker Eddy schrijft in Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift: “In de bodem van een ‘eerlijk en goed hart’ moet het zaad gezaaid worden, anders brengt het niet veel vrucht voort, want het zwijnachtige element in de menselijke natuur zal het opwroeten” (blz. 272).

Ik ontdekte dat de onderlaag van het probleem te maken had met identiteit – een verkeerd begrepen identiteit. Ik had deze jongen verkeerd gezien, als een sterveling onderworpen aan een sterfelijk gemoed met al de stemmingen en oordelen vandien, en ik was hierdoor net zo beetgenomen als wanneer zijn persoonlijke gegevens verwisseld zouden zijn met die van een ander. Dit was de denkbeeldige leugen die door de goddelijke Waarheid ontworteld moest worden. In mijn gebeden kreeg ik de aanwijzing om onder het oppervlak te gaan, om “dieper te graven” en me van het stoffelijke beeld – van de leugen – te keren naar de waarheid omtrent de mens die voor altijd Gods beeld is, onafscheidelijk van Hem. Mary Baker Eddy zegt: “Wij moeten diep in de werkelijkheid doordringen, in plaats van alleen de uiterlijke zin der dingen te aanvaarden”(Wetenschap en Gezondheid, blz. 129). Wekenlang had ik de uiterlijke zin der dingen geloofd in plaats van te bidden om de werkelijkheid van de ware geestelijke identiteit te beseffen.

Toen het weekend vorderde probeerde ik het voorbeeld van Christus Jezus te volgen, die “de volmaakte mens” zag die, zoals Eddy ons vertelt, “voor Jezus  zichtbaar was waar door stervelingen een zondig sterfelijk mens wordt gezien” (Wetenschap en Gezondheid, blz 476-477). Iedere keer als ik aan mijn leerling dacht, zag ik daar Gods eigen zoon, het liefdevolle, voldane idee van Zijn schepping. Ik wist dat deze juiste kijk op de jongen vrucht moest dragen.

Tijdens mijn gebed werd me ook duidelijk dat “aan elk van ons de genade [is] gegeven”(Éfeze 4:7). Aan iedereen – zonder uitzondering. Die jongen maakte geen uitzondering op Gods liefde. Hij was, net als al mijn andere leerlingen, het stralende idee van Liefde en het bewijs van Gods goedheid. Tegen het einde van het weekend voelde ik niets anders dan liefde voor die leerling.

Op maandagochtend toen ik naar mijn klas liep, zag ik hem naar me toekomen van de andere kant van de hal, en het was alsof de atmosfeer om hem heen gloeide van de warmte van die liefde. Vanaf die dag kwam die jongen bijna iedere dag na schooltijd naar mijn lokaal alleen maar om er te zitten en met me te praten en dat niet alleen dat jaar, maar ook de volgende drie jaar van zijn opleiding.

In Jesaja staat: ”Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vorige dingen zullen niet meer gedacht worden, en zullen in het hart niet opkomen” (65:17). En inderdaad, dit was het geval. De vorige ervaring was vergeten en wel zo grondig dat het leek alsof het nooit gebeurd was. En in werkelijkheid was het ook nooit gebeurd.

De missie van de Heraut

In 1903 stichtte Mary Baker Eddy De Christian Science Heraut, met het doel: “de universele werkzaamheid en beschikbaarheid van Waarheid te verkondigen” (My 353:14). De definitie van ‘heraut’ in een woordenboek: “voorloper – een boodschapper die vooruit is gestuurd om bekend te maken wat er gaat komen”, geeft een speciale betekenis aan de naam Heraut en wijst ons bovendien op onze plicht – de plicht van ieder van ons – om te zorgen dat onze Herauten hun taak vervullen, een taak die onafscheidelijk is van de Christus en werd aangekondigd door Jezus met de woorden: “Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen” (Markus 16:15).

Mary Sands Lee, Christian Science Sentinel, July 7, 1956

Lees meer over de Heraut en zijn missie.