Jezus leerde ons, “Zalig zijn zij die treuren; want zij zullen vertroost worden” (Matthéus 5:4 HSV). Maar hoe bereik je het moment waarop je vertroost wordt – wanneer de pijn van het verdriet afneemt? Het gezegde: “De tijd heelt alle wonden” kan gewoon niet waar zijn. Als je een wiskundige vergelijking die vol fouten zit op een plank in de kast legt en hem daar jarenlang laat liggen, zitten de fouten er nog steeds in wanneer je hem van de plank afhaalt.
Mary Baker Eddy legt uit in Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift: “Jezus heeft Lazarus opgewekt, door te begrijpen, dat Lazarus nooit was gestorven, niet door toe te geven, dat diens lichaam was gestorven, en daarna weer levend was geworden. Had Jezus geloofd, dat Lazarus in zijn lichaam geleefd had of gestorven was, dan zou de Meester zich op dezelfde trap van geloof bevonden hebben als zij, die het lichaam hadden begraven en had hij het niet kunnen opwekken” (blz. 75).
Jezus heeft de doden opgewekt, niet om ze terug te brengen naar een sterfelijke toestand, maar om aan te tonen dat zij feitelijk nergens anders naartoe waren gegaan – dat zij het eeuwige Leven, God, tot uitdrukking brengen omdat leven geestelijk is. Ik vond uit dat deze waarheid leidde tot de enige en blijvende vertroosting.
Verscheidene jaren geleden overleed mijn jongste zoon als gevolg van een auto-ongeluk. Hoewel ik weer vrij vlug mijn normale activiteiten oppakte was ik dikwijls in tranen als ik alleen was. Ik bad om Gods leiding te voelen en werd stap voor stap geleid tot een vernieuwde denkwijze.
Toen ik nadacht over de betekenis van God, Leven – en wat het eeuwige wezen van de mens werkelijk is – begon ik in te zien dat mijn verdriet gebaseerd was op twee parallellopende bestaanswijzen: Een stoffelijk leven dat vernietigd was, en een onvernietigbaar geestelijk leven. Ik wist dat mijn zoon als Gods geestelijke idee nooit werkelijk een sterfelijke ervaring had gehad, maar dit leek wel te verloochenen dat ik hem zelfs gekend had. Ik vond troost in Eddy’s verzekering: “In ons onvolgroeide begrip van geestelijke zaken, laten wij over de schoonheden van het zintuigelijk waarneembare heelal zeggen: ‘Ik heb uw belofte lief, en eens zal ik de geestelijke werkelijkheid en substantie van vorm, licht en kleur kennen die ik thans nog vaag door u ontwaar; en dit te weten zal mij voldoening schenken’ ” (Miscellaneous Writings 1883-1896, blz 87).
Ieder van ons is de weerspiegeling van God. Onze identiteit en belichaming van vreugde en liefde die ons als mensen van elkaar onderscheidt, zijn aanwijzingen van onze unieke uitdrukking van Gods wezen, onze werkelijke, geestelijke individualiteit. Deze menselijke kwaliteiten zijn de “belofte“ die duidt op het geestelijke, onsterfelijke bestaan van de mens, dat niet afkomstig is van een sterfelijk lichaam maar van God. Wat ik zo liefhad in mijn zoon waren de individuele kwaliteiten die hem onderscheidden van ieder ander. Het loslaten van het geloof dat hij een sterfelijk bestaan had, nam niets weg van wat hij voor mij betekende.
Er komt nooit een einde aan Gods bestaan, daarom kan niet één bestanddeel van Zijn weerspiegeling, de mens, ophouden te zijn. God, het goddelijk Gemoed, heeft iedere individuele manifestatie nodig om te bestaan. Wat wij waarderen in hen die we liefhebben zijn glimpen van de unieke wijze waarop zij God tot uitdrukking brengen. De Bijbel refereert aan deze geestelijk gebaseerde eigenschappen als: “De Geest Zelf [die] getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn” (Romeinen 8:16 HSV).
Ik bestudeerde Eddy’s verklaring in No and Yes: “ Het ware en bewuste wezen van Jezus verliet nooit de hemel voor de aarde. Het verbleef voor immer in de hoogte, zelfs terwijl stervelingen geloofden, dat het hier was”(blz 36). Jezus’ wezen werd duidelijk gemaakt door zijn manifestatie van mededogen, autoriteit, zijn vermogen om gedachten te onderscheiden en zijn gave om te genezen – allemaal tekenen van zijn eenheid met God. Zijn ware wezen was niet afhankelijk van een stoffelijk lichaam en kon dus niet gedood worden. Het was onaangetast door de kruisiging. Na de opstanding herkenden zijn discipelen hem, en bleef hij hen onderwijzen. Ik begon in te zien dat geestelijke identiteit afkomstig is van God en “voor immer in de hoogte” verblijft – bewaard in het goddelijk Gemoed – veilig en onafgebroken, en gekoesterd door God.
Maar zelfs met dit betere inzicht bleven verdrietige gedachten af en toe terugkomen. Op een dag realiseerde ik me dat God niets weet van ongelukken of verlies, en dat deze pijnlijke beelden illusies waren die ik kennelijk zelf koos en opriep. Ik begon te begrijpen dat droefheid zijn slachtoffers hypnotiseert te denken dat zij zich aan hun smart moeten vastklampen. Maar wij willen niet vasthouden aan datgene wat onwerkelijk is, aan iets dat ons in feite op een afstand zou houden van hen die we liefhebben. Integendeel, we moeten constant hun werkelijke wezen zien.
Een paar bladzijden verder in No and Yes schrijft Eddy: “Gebed kan noch God veranderen, noch Zijn bedoelingen in sterfelijke wijzen omzetten; maar het kan en zal onze wijzen en ons verkeerd begrip van Leven, Liefde en Waarheid veranderen, en ons aldus tot Hem opheffen”(blz. 39). Ik moest toestaan dat mijn wijze van denken een vernieuwing onderging. Ik moest er zeker van zijn dat ik in mijn gebed voorrang verleende aan God en niet sterfelijke gebeurtenissen opsomde. Toen ik dit consequent toepaste werd ik bevrijd van droefenis. Ik was vrij de pijnlijke herinneringen te laten varen, te weten dat het Gods liefde is die ze verwijdert, en niet het menselijke vergeten.
De waarheden die ik leerde tijdens deze ervaring hebben mij later gesteund toen anderen die mij lief waren kwamen te overlijden. Ik begin steeds duidelijker te begrijpen dat ik het goede dat God mij heeft gegeven nooit kan verliezen. Al het goede, in welke vorm het zich ook voordoet in onze ervaring, is afkomstig van God. Het was nooit afhankelijk van een sterveling. De praktische ideeën die in al onze noden voorzien komen rechtstreeks van God.
Door mijn gedachten open te blijven stellen voor deze waarheid, zie ik in dat Gods liefde voor mij ononderbroken voortduurt, net zoals voor mijn zoon.
Verdriet is een pijnlijke illusie dat Gods goedheid weggenomen is. Door gebed kunnen we ontdekken wat werkelijk en waar is: Ieder mensenkind is veilig omvat in de goddelijke Liefde, die allen feilloos begeleidt en zich verblijdt in ieder van hen. Het bewustzijn van Gods tedere aanwezigheid heft ons uit boven verdriet. Alles wat kan blijven bestaan, in onze herinnering, of waar dan ook, is Leven.