Ik was nog maar net begonnen met de studie van Christian Science toen een kerklid mij een paar keer suggereerde, dat ik eens moest nadenken over cursusonderricht, ook wel „class instruction‟ genoemd. Ik wist werkelijk niet wat dat inhield, maar ik herinner me dat ik er door haar aandringen niet veel zin in had. Dus dacht ik er verder niet over na. Zo af en toe hoorde ik mijn Christian Science vrienden opgetogen vertellen over hoe geweldig class instruction was. En dan dacht ik: “Zo geweldig kan dat toch niet zijn”.
Mijn man en ik waren druk met de opvoeding van vijf kinderen, het bouwen van een huis, en later met het verhuizen naar een andere staat. Terwijl we daar waren kregen we nog een kindje en zette ik de gedachte aan class instruction weer opzij, hoewel ik erg betrokken was bij de kerk en kerkactiviteiten en het bestuderen van Christian Science. Zelfs gingen enkele nieuwe vrienden met me mee naar de kerk. Twee van hen werden lid. Ik was blij met deze activiteiten en groei.
In deze tijd had ik hulp nodig van een Christian Science practitioner. Hij zei: “Je bent helemaal klaar voor class instruction.” En dat was ook mijn gevoel!
Ik belde een leraar in een nabijzijnde stad en maakte een afspraak. Ik werd aangenomen voor de volgende cursus. En wat dacht je? Het was inderdaad geweldig! Aan het einde van de cursus wist ik met zekerheid dat voor mij de praktijk van Christian Science onontkoombaar was. Ik herinner me dat ik de leraar vroeg of zes kinderen een belemmering zouden zijn. Het antwoord? “Nee”.
Het is 40 jaar geleden dat ik dat antwoord kreeg – en hij had gelijk!