Onze kerk, een vertakking van The First Church of Christ, Scientist, werd door afnemende interesse en vermindering van het ledenaantal en bezoekers steeds kleiner. Uiteindelijk bleven wij met een handjevol leden over en onze toewijding verslapte. Opheffing leek onvermijdelijk.
In deze tijd deden zich in mijn leven volop mogelijkheden en tekenen van vooruitgang voor, maar voor de kerk leken die te verminderen. Ik kon de werkelijkheid van deze onevenwichtigheid niet accepteren; het was niet consistent met wat ik wist over de waarheid door mijn studie in Christian Science, die ons verzekert dat “vooruitgang is de wet van God” (Mary Baker Eddy, Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift, blz. 233). Voor mij betekende dit altijd, dat er niet vooruitgang in een gedeelte van ons leven kan zijn en geen vooruitgang in een ander gedeelte, omdat dit inconsistent is met de goddelijke wet. Gods wet van Leven bestuurt de mens, en dit Leven is niet versnipperd, verdeeld of uit balans, maar weerspiegelt ondeelbare goedheid.
Bovendien was onze kerk gedurende tientallen jaren een zegen voor mij en onze gemeenschap geweest, en vele omwoners hadden hun dankbaarheid uitgesproken over onze aanwezigheid in de buurt. Ik vertrouwde erop, dat wat de mensheid zegent, niet kon worden tegengewerkt of opgeheven, omdat de wet van God Zijn eigen ideeën in stand houdt en onderhoudt.
Het leek er voor mij op, dat onze omstandigheden een ieder van ons, als leden, een glorierijke gelegenheid boden om dit te demonstreren met betrekking tot onze kerkvertakking, om ons concept van wat Kerk is te verheffen en opnieuw ons leven toe te wijden aan zijn genezende missie. Ik genoot van de uitdaging om beter het nut van onze vertakking te demonstreren, wetende dat wij op de leiding van God konden vertrouwen.
De gedachten die tijdens gebed bij mij opkwamen, gaven mij moed. Een van deze gedachten was bijvoorbeeld het idee dat “één met God is een meerderheid.” Mary Baker Eddy, de Ontdekster van Christian Science, refereert aan deze woorden van Wendell Phillips in haar boek Miscellaneous Writings 1883-1896 (zie blz. 245). “Ik zag, dat vooruitgang niet afhankelijk is van het aantal leden. Het komt er alleen op neer, dat elk lid de eenheid van God met de mens begrijpt—weet dat God altijd tegenwoordig, alwetend en almachtig is, en dat wij onafscheidbaar zijn van Zijn wijsheid en liefde.”
Ik hield in gebed vast aan deze regels van de definitie van Kerk in Wetenschap en Gezondheid: “Het bouwwerk van Waarheid en Liefde; al wat berust op en voortkomt uit het goddelijk Beginsel” (blz. 583). Ik wist, dat dit geestelijk bouwwerk, gebouwd op de erkenning van de werkelijkheid van Geest en de demonstratie van Christusgenezing, eeuwig is en niet verloren of vernietigd kan worden. Deze waarheden werden zo overtuigend, dat ze mij de moed gaven niet op te geven, maar God toe te staan de weg te wijzen.
Het werd mij duidelijk dat ik in mijn gebed ook de tekenen van apathie en het gebrek aan activiteit moest aanspreken, die de vermindering van leden tot gevolg leek te hebben. Ik moest dit verkeerde beeld over onze kerk in mijn eigen gedachten omkeren. Ik realiseerde mij dat er één God,Gemoed, is die ons allen bestuurt en Zijn ideeën stimuleert en activeert. In dit Gemoed kan geen verdeeldheid bestaan, noch kan enige vrees ons van onze hoop en verwachting op succes beroven.
Wij organiseerden enkele openbare Christian Science evenementen en in combinatie met het gebed van een Christian Science practitioner, die wij vroegen om ons te steunen in ons gebed voor onze kerk, kwam er schot in onze vooruitgang. Het duurde niet lang voordat wij de tekenen van groei begonnen waar te nemen. In een week vroegen enkele regelmatige bezoekers van onze diensten enthousiast het lidmaatschap aan.
Een van de eerste praktische stappen die wij namen, was dat wij vóór het begin van onze diensten en getuigenisbijeenkomsten buiten bij onze ingang gingen staan en zo onze buren en voorbijgangers begroetten, en de bezoekers met oprechte liefde en genegenheid verwelkomden. Dit betekende het einde van de opvatting, dat wij een koude en liefdeloze groep waren. Een man vertelde, dat hij jarenlang langs de kerk had gelopen en pas onlangs de wens voelde om naar binnen te gaan. Hij vond ons geweldig en wij vonden hem geweldig, en hij is nu lid van onze kerk.
Wij besloten ook om geen etiketten op te plakken en alle vooroordelen te laten vallen, zoals jong of oud, rijk of arm, opgeleid of ongeschoold—iedereen die in onze gedachten kwam of door onze deur binnenkwam werd gezien als kind van God. Geliefd in alle opzichten en gelijkwaardig.
Beetje bij beetje kwamen er nieuwe mensen om onze diensten en bijeenkomsten bij te wonen. Tijdens de getuigenisbijeenkomsten op woensdagavond moet iemand nu snel opstaan om een getuigenis te geven over de liefdevolle en genezende zorg van God, of iemand anders is hem of haar voor! Nog maar zelden zijn er momenten van stilte en velen getuigen van dankbaarheid voor het bestaan van onze kerk als een anker voor hun geloof.
Kort na onze opleving kwam er een man binnen tijdens een zondagsdienst, op zoek naar een stille plaats om over God na te denken. Hij zei, dat hij onmiddellijk wist, dat dit zijn kerk was. Niemand zou hem hier bekritiseren of veroordelen. De muziek en lespreek leken speciaal voor hem te zijn gekozen. Hij bleef komen. Nu is hij getrouwd en samen met zijn vrouw al meerdere jaren lid en hun zoon zit op onze zondagsschool.
Een andere jongeman liep langs onze kerk en voelde zich aangetrokken om naar binnen te gaan. Gedurende enkele maanden woonde hij onze diensten bij en was daarna snel genezen van langdurig marihuanagebruik. Wij zijn ook dankbaar voor de bevrijding van een andere man van intimidatie door een bende. Dit was een heel problematische en zelfs bedreigende situatie. De intimidatie stopte toen de man zich realiseerde dat iedereen die erbij betrokken was, in waarheid kind van God is—Zijn beeld en gelijkenis, en daarom goed—ondanks de uiterlijke schijn. Beide mannen zijn lid geworden van de kerk.
Terugkijkend en alles bij elkaar genomen, was het een tijd om ons begrijpen van God als alles omvattende Liefde te verruimen. Het bleek een inspirerende ervaring te zijn, een oproep voor ons allemaal om te ontwaken en het nut van onze kerk te demonstreren door de onpartijdige goddelijke Liefde uit te drukken, zoals wij nooit eerder hadden gedaan.
Nu functioneert onze kerk in alle opzichten met nieuwe bezoekers die vaak binnenkomen. Zegeningen en genezingen zijn tijdens onze diensten overvloedig, een getuigenis van wat ons gebed voor de kerk mogelijk maakt.