Toen mijn partner en ik ons op een late voorjaarsmiddag klaarmaakten om met het werk te stoppen op het boerenbedrijf dat we samen beheren, zag ik in het westen een paar dreigende onweerswolken. Gewoonlijk zou ik meteen naar huis zijn gegaan, maar deze middag had ik het gevoel dat ik bij het gewas moest blijven—om de maïsplanten te beschermen. Ongeveer een half uur later dreigde een hevige hagelstorm onze hele maïsoogst die al meer dan 10 cm hoog stond, te vernielen.
Op dergelijke momenten lijkt het haast onmogelijk te ontkennen dat de stof een grote rol speelt in de schepping en dat God, het goddelijk Gemoed, er maar weinig mee te maken heeft. En toch is God de enige Vader en Schepper van alles. De Bijbel verklaart: “In den beginne schiep God de hemel en de aarde” (Genesis 1:1) en: “Alle dingen zijn door Hem gemaakt, en zonder Hem is geen ding gemaakt, dat gemaakt is” (Johannes 1:3, volgens de King James bijbelvertaling).
Gods schepping is voortdurend gaande, waar je ook bent, en is bovendien overvloedig. En als wij aanspraak maken op ons vermogen dit geestelijke feit te erkennen, is er niets dat deze schepping kan verhinderen zich te openbaren in ons leven.
Ik kan eerlijk zeggen dat ik me gedurende de hagelstorm geen moment hulpeloos voelde. Ik wist dat God mij zou tonen wat ik in deze situatie moest weten.
In mijn gebed weerlegde ik de suggestie dat leven en intelligentie gescheiden zijn van God. Bovenal bevestigde ik het feit dat er geen kwade macht aanwezig is of in staat is Gods wil van goedheid en liefde tegen te werken. Het leek er echter op dat hoe meer ik bad, des te meer het hagelde. Op een zeker moment waren de hagelstenen zo groot als walnoten en bedekten de grond met een witte laag.
Ik reikte met mijn hele hart uit om te horen wat God mij nog meer vertelde. De gedachte “zing gezangen” kwam tot me. Dat deed ik. De eerste woorden waren van een gedicht van Mary Baker Eddy, de grondlegster en ontdekster van Christian Science: “Lieflijk nabijzijn, vrede, vreugde en macht” (Gezang 207). Terwijl ik die woorden zong, realiseerde ik me dat alleen Gods lieflijk nabijzijn in werkelijkheid aanwezig was—precies daar waar de hagelstenen de grond geselden. Omdat deze waarheid regelrecht van God afkomstig was, voelde ik me enorm opgelucht. De hagelbui stopte. Ik was verheugd en dankbaar dat de storm voorbij was, maar veel meer nog voelde ik diepe eerbied voor Gods nabijzijn.
De hagelstorm had de bovenste helft van de maïsplanten afgebroken. Er stond nog zo’n drie centimeter, en als de hagelbui even langer had geduurd zou er niets van het maïsveld zijn overgebleven!
Ongeveer vijf weken later kreeg ik opnieuw inspiratie over ditzelfde maïsveld. Eerst moet ik even noemen dat in deze tijd van het jaar waarover ik ga vertellen, het extreem druk is op de boerderij met tarwe snoeien, de aarde losmaken rondom de maïsplanten, irrigatiekanalen graven en voorzien van pijpen, de waterputmotoren controleren en meer van dat soort zaken. En deze werkzaamheden moeten allemaal zo vlug mogelijk verricht worden, want de maïs heeft veel water nodig om te groeien en een goede oogst te verzekeren. De suggestie van intense pressie en urgentie kan erg agressief zijn. Daarbij kwam ook nog dat ik had toegezegd mijn Christian Science Association bij te wonen en in minder dan een week op reis zou gaan en de boerderij verlaten.
Bij het aanleggen van een irrigatiegreppel voor een andere akker, was ik aan het werk aan de bovenkant van het veld dat vijf weken eerder op het randje af verwoest was. Ik werd getroffen door de schoonheid van het weelderige gewas. De pracht die ik zag was zo overtuigend dat de suggestie dat er ergens gebrek aan zou kunnen zijn totaal werd uitgesloten. Geest, Ziel toonde mij dat er uitsluitend overvloed bestaat in Gods koninkrijk van geestelijke ideeën, inclusief de mens geschapen in Zijn gelijkenis. En mijn begrijpen hiervan had de vruchten van mijn werk gezegend. Omdat ik wist dat waarheid voorziet in alle menselijke noden, was ik er zeker van dat er water zou zijn voor het gewas, genoeg tijd om mijn plichten op de boerderij na te komen, en dat de gelegenheid er was om naar mijn association te gaan. En het werd me vooral duidelijk dat ieder facet van mijn leven was opgenomen in die overvloed! Toen dat laatste detail van de inspiratie kwam, wist ik zonder twijfel dat deze gedachten van God afkomstig waren en ik voelde Zijn almachtige liefde voor mij.
Enige dagen later viel er 8 cm regen die het gewas beter doordrenkte dan welke hoeveelheid irrigatie ooit had kunnen doen. Door deze regenval konden we onze irrigatiemotoren meer dan een week afzetten.
Door het inzicht in voorziening dat ik twee dagen eerder had gekregen, besefte ik de betekenis van deze overvloedige regenval en ik kon niet anders dan juichend God danken. Niet alleen was het nu makkelijker voor mij om naar mijn association te gaan, maar de regen strekte zich uit over over een groot gebied, en dat terwijl de weerberichten geen regen hadden voorspeld!
Toen ik terugkwam van mijn bijeenkomst, was ik er nog meer van overtuigd dat het goddelijk Beginsel hier de hand in had. Niet een gevoelloos, rekenkundig beginsel, maar het enig consistente goddelijk Beginsel in de striktste zin van het woord. Maar samen met consistentie was er nu ook een tedere, liefdevolle mildheid. Ik begon duidelijker dan ooit tevoren te begrijpen dat Gemoed, Geest, de schepping voortdurend ontvouwt. En ik omarmde deze waarheid met mijn gehele hart, had hem lief en wilde er meer over leren.
Het was een grote vreugde de maïs te zien groeien die zo overweldigend mooi in stilte getuigde van Gods glorie. En het was in feite niet zozeer de maïs die ik bewonderde—maar de geestelijke waarheid van de gehele schepping die ik begon te herkennen. Ik zag dat het God, Gemoed, is die de schepping verricht, en het goddelijk Beginsel, dat de schepping in stand houdt. God is Alles, daarom was het niet meer dan logisch dat overvloed gemanifesteerd zou worden. Het was alsof ik op “heilig land” stond (Exodus 3:5).
Wat betreft de resultaten van de oogst: Mijn partner en ik vinden dat we een heel goed jaar hebben als de opbrengst gemiddeld honderdvijftig schepels per hectare bedraagt. Dat jaar was de gemiddelde opbrenst van de duizend hectaren die we beplant hadden, honderdzevenenzestig schepels per hectare.
Maar er waren twee specifieke akkers waarvan de opbrengst een nog grotere betekenis had. Het veld waar de hagelstorm overheen was gegaan bracht honderdachtenzeventig schepels per hectare op. En het tweede veld—waar het me duidelijk was geworden dat het God, Gemoed, is die alles schept—dat veld produceerde honderdnegenentachtig schepels per hectare.
Gemoed, God, wordt onafgebroken weerspiegeld, en vormt ontelbare ideeën. Deze ideeën tonen de activiteit van Gods schepping. Ze reproduceren niets van zichzelf, noch vermenigvuldigen zij zich door de stof. Wat wij zien zijn slechts aanwijzingen die wij nu kunnen waarnemen van Gods geestelijke schepping—de schepping die eeuwig en overvloedig voortgaat.
Wij zien een maïsveld dat door hagelstenen vrijwel vernietigd is en evengoed honderdachtenzeventig schepels per hectare oplevert. Maar het feit is, dat God overvloed schept—zoals Hij altijd gedaan heeft. En als wij Hem gehoorzamen en Hem vertrouwen, kan niets—geen overstroming of droogte, hagelstorm of iets anders—het bewijs van Zijn werk aan ons oog onttrekken.
In de atmosfeer van de goddelijke Liefde, de goddelijke Geest, bestaat er geen verwoesting, geen storm. Alles is volmaakt goed. En dit is de atmosfeer waarin wij allen in werkelijkheid leven. Gods schepping gaat constant voort en is overvloedig en voorziet iedereen van al het goede. Mary Baker Eddy schrijft: “De schepping openbaart zich voortdurend en moet steeds voortgaan zich te openbaren, uit de aard van haar onuitputtelijke bron. De sterfelijke zin vat deze openbaarwording omgekeerd op en noemt ideeën stoffelijk. Door deze verkeerde uitleg schijnt de goddelijke idee te vervallen tot het peil van een menselijk of stoffelijk geloof, de sterfelijke mens genaamd. Maar het zaad heeft alleen zaad in zichzelf, wanneer het goddelijk Gemoed Alles is en alles voortbrengt—wanneer Gemoed de vermenigvuldiger is en de oneindige idee van Gemoed, de mens en het heelal, het produkt. De enige intelligentie of substantie van een gedachte, een zaadje of een bloem is God, de Schepper ervan” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 507-508).
Als we zien en begrijpen dat God de enige schepper is, is het onmogelijk dat we gebrek lijden. Ik ben geneigd te denken dat dit slechts een minuscuul deel is van wat Christus Jezus wist toen hij de vijfduizend voedde.
Onze erkenning van dit feit moet wel een genezend effect hebben in de gebieden waar hongersnood heerst, zoals in Ethiopië. God houdt van al Zijn kinderen in gelijke mate. De verschijning van overvloed waar het gewas er slecht aan toe leek, draait de leugen om dat er een onrechtvaardige last van gebrek op de boer kan worden geplaatst. Dat is gewoonweg niet wat er in werkelijkheid gebeurt. Gods gaven zijn voor iedereen, zoals de schrijver van Spreuken zegt: “De zegen des Heeren, die maakt rijk; en Hij voegt er geen smart bij” (Spreuken 10:22).
Het Beginsel van orde en rechtvaardigheid kan niet verborgen worden, en niets kan verhinderen dat dit Beginsel duidelijk wordt aangetoond precies op de plaats waar gebrek heerst. Het voedsel dat geproduceerd is moet iedereen zegenen die erbij betrokken is—de boeren en de mensen die het voedsel nodig hebben. Dit is in overeenstemming met Beginsel, Liefde. Mary Baker Eddy schrijft: “In de goddelijke Wetenschap wordt de mens door God, het goddelijk Beginsel van het zijn, in stand gehouden. Op Gods bevel brengt de aarde voedsel voort voor het gebruik van de mens” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 530).
Andere genezingen hebben plaatsgevonden, en er zullen er zeker meer volgen als resultaat van de waarheid die geopenbaard werd in de overvloedige oogst van vorig jaar. Er is geen beperking van Gods activiteiten. De overvloed van Zijn schepping is onstuitbaar.