Het zag ernaar uit dat mijn favoriete rugbyteam weinig kans maakte. In de pauze stonden ze 0-24 achter en het was duidelijk dat hun spel niet goed was.
Ik probeerde me voor te stellen wat hun coach in de pauze in de kleedkamer zou kunnen zeggen om de neerwaartse lijn om te buigen. Zouden ze zich snel genoeg kunnen hergroeperen om hun reputatie te redden?
Toen vroeg ik me af wat ik zou zeggen als ik een Christian Science practitioner was en geconfronteerd werd met een vergelijkbare ontmoedigende situatie – bijvoorbeeld een patiënt die worstelde met een hardnekkige ziekte.
Maar al te vaak zijn mensen wanneer ze tegenover een ontmoedigend vooruitzicht komen te staan geneigd om op te geven en zich er bij neer te leggen dat ze de rest van hun dagen in stilte moeten lijden.
Toen “mijn” team weer uit de kleedkamer tevoorschijn kwam was het een andere ploeg die een totale omkeer uitstraalde. Zij berustten niet meer in verlies. In plaats van vernederd te worden door het scorebord en er zich door te laten intimideren, was hun aandacht gevestigd op de doellijn – om de bal daar zo vaak mogelijk overheen te krijgen, te scoren en te winnen, wat ze uiteindelijk ook deden in een bloedstollende verlenging.
Het leek mij dat een van de wijsheden die de coach had overgebracht, zou kunnen zijn dat niets wat achter je ligt ertoe doet. Een Christian Science genezer die zich tot een ontmoedigde patiënt richt zou hetzelfde tegen hem kunnen zeggen, wellicht met toevoeging van het geestelijke perspectief: Niet alleen wat voorbij is doet er iets toe, maar in werkelijkheid doet de stof er nooit iets toe.
De Ontdekster en Grondlegster van Christian Science, Mary Baker Eddy, schreef eens: “In de Wetenschap kunt u geen macht hebben, die aan God tegengesteld is, en de zintuigen moeten hun vals getuigenis opgeven. Uw invloed ten goede is afhankelijk van het gewicht, dat u in de juiste schaal werpt” (Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift, blz.192).
In de tweede helft van de wedstrijd bleek het duidelijk dat de verliezende coach en zijn spelers in de pauze hun vooruitzichten opnieuw hadden berekend. Op dezelfde manier trekt de Christian Science genezer geen conclusies uit gedane zaken. De grootspraak van een chronisch geloof in ongeneeslijkheid en de ontmoediging die daaruit volgt, hebben geen invloed op de zekere werking van de genezende Christus.
De genezer streeft ernaar de gedachten van een patiënt op te heffen boven elk scorebord, want dat levert geen betrouwbare voorspelling van de uitkomst. In plaats daarvan weet de genezer dat de uitkomst volmaakt is omdat genezing plaatsvindt op bevel van geestelijke waarheden, die nooit twijfel laten bestaan over de uitkomst.
Eddy schrijft: “Daar God Alles is, is er geen plaats voor Zijn ongelijkenis. God, Geest, alleen heeft alles geschapen en het goed genoemd” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 339). Dat laat zich vertalen in een absoluut verwachten van het goede en genezing, en niets minder.
Ontevreden of ziekelijke stervelingen stellen soms hun eigen voorwaarden voor genezing, in plaats van dat zij zich gewoon overgeven aan God en Zijn Christus. Christus Jezus kwam zo’n situatie tegen vlak voordat hij een invalide man genas bij het badwater van Bethesda, dat naast de oude schapenmarkt lag in de noordoosthoek van de stad Jerusalem.
Het evangelie van Johannes vertelt ons dat deze kreupele man al 38 jaar verlamd was. Het was dus geen wonder dat hij gretig was om alles te doen wat hij kon om genezen te worden en hij lichtte Jezus in over de omvang van het probleem dat moest worden overwonnen. Maar hij had zichzelf zo verschanst achter voorwaarden en verontschuldigingen dat hij weinig ruimte overliet voor het verwachten van genezing.
Jezus vroeg hem alleen: “Wilt u gezond worden?” (5:6). De invalide man reageerde door de reden voor zijn ontmoediging te vertellen: Eerst moest er een engel aanwezig zijn om de genezing te bewerkstelligen; vervolgens moest de engel het water in beweging brengen om de genezende macht te activeren; dan had hij iemand nodig om hem in het bad te helpen; en hij moest anderen vóór zijn om als eerste het water in te stappen om genezen te worden.
Omdat Jezus werkte onder andere – geheel geestelijke – regels hoefde hij niet ingelicht te worden over de voorschriften van de stof voor genezing. Hij negeerde de eisen van de man en zei gewoon: “Sta op, neem uw beddeke op, en wandel” (vers 8). Jezus wist dat God, het goddelijk Gemoed, de enige genezer is. En hedendaagse christelijke genezers volgen Jezus’ voorbeeld, wetend dat er geen hopeloze situaties zijn, net zomin als de score in de pauze van een wedstrijd de eindstand zou kunnen bepalen.
We weten ook dat de stof geen onoverkomelijke voorwaarden kan stellen. Als we in Jezus’ voetstappen volgen weten we dat noch de genezer, noch de patient ooit alleen is; nooit zonder de steun van God, het goddelijk Beginsel van alles wat werkelijk bestaat.
In een gevangeniscel in Rome, begreep de apostel Paulus dat de mens onscheidbaar is van God toen hij schreef: “. . . het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen”(Filippensen 2:13). Met deze overtuiging hoeven wij nooit de hoop te verliezen, ongeacht de stand op het scorebord.