Skip to main content Skip to search Skip to header Skip to footer

GODS WET VAN HERSTEL

De Christian Science Heraut - 5 november 2014

Oorspronkelijk gepubliceerd in de januari 1916 editie van The Christian Science Journal


De mens leeft op goddelijk bevel. Hij is geschapen en wordt geregeerd, gesteund en geleid volgens de wet van God. Een wet is een regel die vastgesteld en gehandhaafd wordt door macht, is wat bestendigheid en stabiliteit bezit, dat wat onveranderlijk en blijvend is en waar niet aan getornd kan worden – “gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid.” De doeltreffendheid van een wet is geheel in handen van de macht die de wet ten uitvoer legt. Een (zogenaamde) wet die niet uitvoerbaar is, is geen wet en heeft niets met het begrip wet te maken. God is de enige schepper, de enige wetgever. Alle macht, werking, intelligentie, leven en bestuur in het heelal behoren aan God toe en hebben Hem altijd toebehoord. Hij is de Oppermachtige Heerser en deelt Zijn macht met niemand anders.

Paulus heeft gezegd: “De wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods.”Zo geldt ook voor ons dat “de wet des Geestes des levens” ons vrijmaakt van de wet der zonde en des doods. Waarom? Omdat alle macht die er is, aan de zijde van de wet van Leven staat; en dat wat tegengesteld is aan deze wet van Leven in ’t geheel geen wet is, het is niet anders dan een geloof. Met andere woorden, achter elke wet van God staat oneindige macht om die wet ten uitvoer te brengen, terwijl de zogenaamde wet van zonde en dood op geen enkele grondslag berust en niets achter zich heeft om op te steunen.

Wanneer wij met begrip verklaren dat de wet van God aanwezig en werkzaam is, hebben wij de hulp van de gehele wet en de macht van God ingeroepen en in werking gesteld. Wij hebben de waarheid, Gods waarheid, verklaard – en die waarheid van God is de wet die alles wat aan Hem ongelijk is, vernietigt, uitwist en doet verdwijnen. Wanneer wij deze waarheid hebben verklaard en op de disharmonische situaties die zich aan ons voordoen, toepassen, zoals ons in Christian Science wordt geleerd, hebben wij alles gedaan wat maar mogelijk is en wat nodig is om iedere manifestatie van dwaling te vernietigen die er ooit aanspraak op gemaakt heeft te bestaan. Dwaling heeft geen plaats in het goddelijk Gemoed, maar suggereert een bestanddeel te zijn van het menselijk denken. Wanneer wij dwaling uit de menselijke gedachte hebben verwijderd, hebben wij haar verdreven uit de enige plaats waar zij ooit beweerd heeft een steunpunt te hebben, en daarna wordt zij voor ons tot niets.

Er is een wet van God die van toepassing is op elke denkbare fase van het menselijk leven en er kan zich geen situatie of omstandigheid aan de sterfelijke gedachte voordoen die buiten de directe invloed van deze oneindige wet bestaat. De werking van een wet resulteert altijd in verbetering en ordening, harmonie en herstel. Alles wat niet in orde of onharmonisch is, komt noodzakelijkerwijs onder het rechtstreeks bestuur van God door wat ‘Gods wet van herstel’ genoemd zou kunnen worden. Wij zijn niet verantwoordelijk voor de uitvoering van die wet. Wij kunnen in feite helemaal niets doen om de werkzaamheid of de uitwerking van het goddelijk Gemoed te doen toenemen, te stimuleren of te verhogen, daar het goddelijk Gemoed constant aanwezig en voortdurend actief is en nooit ophoudt zich te doen gelden en zich kenbaar te maken wanneer er op de juiste wijze een beroep op wordt gedaan. Alles wat wij te doen hebben is deze wet op wetenschappelijke wijze in aanraking te brengen met ons onopgeloste probleem en wanneer wij dat gedaan hebben, dan hebben wij onze plicht volledig vervuld. Hier zou iemand kunnen opwerpen: “Maar hoe kan de wet van God, die op mentaal gebied werkt, van invloed zijn op mijn probleem, dat fysiek is?” Dat wordt duidelijk wanneer we inzien dat het probleem niet fysiek maar mentaal is. Allereerst moeten wij dan weten dat alles Gemoed is en dat er niet zoiets bestaat als de stof, en op die wijze de verkeerde stoffelijke zin uit onze gedachtenwereld buitensluiten.

De oorspronkelijke verklaring van het Engelse woord voor ziekte, disease, is lack of ease: onbehagen, ongerustheid, zorg, onrust, ergernis, onrecht. “Ziekte,” zegt onze Leidsvrouw, “is een veruiterlijkt gedachtenbeeld. De mentale toestand wordt een stoffelijke toestand genoemd. Alles wat in het sterfelijk gemoed als de fysieke toestand wordt gekoesterd, beeldt zich op het lichaam af” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 411). Dit geldt evenzeer voor hitte, kou, honger en armoede als voor alle andere vormen van disharmonie, die allemaal mentaal zijn, hoewel het sterfelijk gemoed ze beschouwt als stoffelijke toestanden. Het kan daarom begrepen worden hoe de wet van God, die mentaal is, toegepast kan worden op een fysiek probleem.

 In werkelijkheid is het probleem niet fysiek, het is geheel mentaal, en het rechtstreeks gevolg van de een of andere gedachte die in het sterfelijk gemoed wordt gekoesterd. Als iemand in de gevangenis zou zitten, is er een wet van God die toepasbaar is op zijn toestand en die, als hij op de juiste wijze wordt toegepast, zijn vrijlating zou bewerkstelligen. Als iemand op het punt staat in de oceaan te verdrinken terwijl er kennelijk geen menselijke hulp in de nabijheid is, is er een wet van God die, wanneer er op de juiste wijze een beroep op wordt gedaan, zijn redding tot stand kan brengen. Twijfelt de lezer daaraan? Dan gelooft hij dus dat het mogelijk is dat de mens zich in een situatie kan bevinden waarin God hem niet kan helpen. Als iemand zich in een brandend gebouw bevindt of een spoorwegongeluk meemaakt, of in een leeuwenkuil zou zitten, dan is er een wet van God die onmiddellijk een zodanige verandering in de ogenschijnlijk stoffelijke toestand teweeg zou brengen, dat zo iemand ogenblikkelijk bevrijd wordt.

Het is niet noodzakelijk dat wij in elk afzonderlijk geval precies weten wat deze wet van God is of hoe die werkt, en een poging om het hoe en waarom te weten te komen zou er alleen maar toe leiden dat de werking ervan belemmerd en de demonstratie verhinderd wordt. Alle vrees onzerzijds, die veroorzaakt wordt door de veronderstelling dat het goddelijk Gemoed niets van onze omstandigheden afweet, of dat het de oneindige wijsheid aan de nodige intelligentie ontbreekt om de bevrijding tot stand te brengen, moet ogenblikkelijk uit de gedachte worden gebannen. In Wetenschap en Gezondheid lezen wij (blz. 62): “Wij moeten niet hoe langer hoe meer, maar hoe langer hoe minder intelligentie aan de stof toekennen, indien wij verstandig en gezond willen zijn. Het goddelijk Gemoed, dat knop en bloesem vormt, zal voor het menselijk lichaam zorg dragen, evenals het de leliën bekleedt; laat een sterveling zich echter niet in Gods bestuur mengen door met de wetten van menselijke dwaalbegrippen tussenbeide te komen.” De moeilijkheid met ons is meestal dat wij precies willen weten hoe God ons zal gaan helpen en wanneer wij de goede resultaten daarvan mogen verwachten; dan zullen wij ons daar een oordeel over vormen en beslissen of wij bereid zijn ons geval in Zijn handen te leggen.

Laten wij daarom eens nader bekijken waar Gods wet van herstel werkt. Aan God hoeft niets hersteld te worden. De enige plaats waar herstel nodig is, is in het menselijk bewustzijn; maar zolang dat menselijk bewustzijn geen beroep doet op de goddelijke wet, zolang het niet bereid en gereed is zijn eigen standpunt – dat van de menselijke wil – op te geven en op te houden met het maken van menselijke plannen, zolang het niet bereid is om trots, eerzucht en ijdelheid opzij te zetten, is er geen plaats voor de wet van herstel om te werken.

Wanneer wij in onze hulpeloosheid het punt bereiken waarop wij inzien dat wij van onszelf niets kunnen doen, en ons dan tot God wenden om hulp te ontvangen, wanneer wij bereid zijn om te tonen dat wij onze eigen plannen en meningen, en ons eigen begrip over wat onder de gegeven omstandigheden gedaan moet worden willen opgeven en niet bang zijn voor de gevolgen – dan zal Gods wet bezit nemen van de gehele situatie en die rechtzetten. Wij kunnen echter niet verwachten dat deze wet zal werken als wij er bepaalde vooropgezette meningen op nahouden over de wijze waarop hij te werk moet gaan. Wij moeten onze eigen opvattingen over de dingen volledig opgeven en met de Bijbel zeggen: “Niet mijn wil, maar de Uwe geschiede.”  Als deze stap met overtuiging wordt gedaan, in het volle vertrouwen dat alles aan Gods zorg kan worden overgelaten, dan kan geen macht ter wereld voorkomen dat in alle onharmonische toestanden op natuurlijke, rechtvaardige en wetmatige wijze herstel zal intreden.

Deze wet van herstel is de universele wet van Liefde, die zonder onderscheid allen en iedereen zegent. Deze wet neemt niet van de een om aan de ander te geven. Hij weigert niet om onder bepaalde omstandigheden te werken, maar staat altijd klaar om in werking te treden zodra het verzoek daartoe wordt gedaan en de menselijke wil opzij wordt gezet. “Alles wat de gedachten van de mens in het spoor van onzelfzuchtige liefde houdt,” zegt onze Leidsvrouw, “ontvangt rechtstreeks de goddelijke macht” (Wetenschap en Gezondheid,blz. 192). Hebben wij eenmaal het punt bereikt waarop wij met hoop en vertrouwen alles aan de regeling van Gods wet van herstel kunnen overlaten, dan zal deze wet ons onmiddellijk bevrijden van ieder gevoel van persoonlijke verantwoordelijkheid, onze ongerustheid en vrees wegnemen en de vrede, vertroosting en zekerheid geven van Gods beschermende zorg.

Een heerlijk gevoel van vrede en vreugde, dat troost en voldoening geeft, is altijd het resultaat van onze bereidwilligheid om God in elke situatie te laten ingrijpen via Zijn wet van herstel. Wanneer wij begrijpen dat het oneindig Gemoed het heelal regeert en dat iedere idee van God voor altijd op de juiste plaats is, dat er zich geen toestand of omstandigheid kan voordoen waardoor er een fout in Gods plan kan komen, dan is er voor ons geen twijfel aan dat God in staat is alles in de juiste staat te herstellen. In feite is het zo, dat alle dingen reeds zijn zoals ze moeten zijn; in werkelijkheid kan er geen inbreuk gemaakt worden op deze toestand en is er niets dat herstel behoeft. Alleen voor het onverlichte menselijk begrip kan er zoiets als disharmonie bestaan. Gods heelal is altijd volmaakt in orde en al Zijn ideeën werken voor altijd samen in volmaakte harmonie. 

Wanneer wij bereid zijn ons angstig en onzeker gevoel omtrent de dingen op te geven en het goddelijk Gemoed te laten regeren, dan en dan alleen zullen wij zien dat voor “hun, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede.” De disharmonie die zo werkelijk lijkt, bestaat alleen maar in het geloof van het sterfelijk gemoed, of het nu ziekte, ongemak, ergernis of welke andere moeilijkheid ook is. Wanneer wij bereid zijn onze huidige zienswijze te laten varen, zelfs al geloven wij misschien dat wij gelijk hebben en de ander ongelijk heeft, zullen wij door onze menselijke opvattingen op te geven geen schade ondervinden, maar veeleer merken dat de wet van God klaar staat om de disharmonie te herstellen. Soms, als wij ons tekortgedaan of gedupeerd voelen, lijkt het misschien moeilijk om eigen wil opzij te zetten. Maar als ons vertrouwen in de macht van Waarheid om alles in het reine te brengen groot genoeg is, zouden we met beide handen de gelegenheid aan moeten grijpen om onze aanspraken op te geven en ons vertrouwen te stellen in de oneindige wijsheid, die alles zal herstellen overeenkomstig haar eigen onfeilbare wet. Er is geen sprake van mislukking in het goddelijk Gemoed. Gods werk wordt nooit ongedaan gemaakt, en zij die zich aan Zijn zijde scharen zullen altijd het voorrecht van een overwinning over de dwaling smaken.

Wat moeten we doen wanneer wij bij een geschil, een dispuut of een andere onaangename situatie betrokken zijn? Wat te doen als wij aangevallen, belasterd, of in een verkeerd daglicht gesteld worden, of wanneer ons onrecht aangedaan wordt? Moeten wij proberen met gelijke munt te betalen? Dat is niet een beroep doen op Gods wet van herstel. Zolang wij de moeilijkheid zelf trachten op te lossen, staan wij de werking van de wet van God in de weg. Onder dergelijke omstandigheden baat het niet ons te verweren. Door de dingen in eigen hand te nemen en te trachten of onze vijanden te straffen of ons door eigen verdienstelijkheid uit de moeilijkheden te redden, tonen we alleen maar onze zwakheid.

In de Bergrede, die prachtige boodschap die Jezus gaf als leidraad voor de mensheid, zei hij: “Maar ik zeg u, dat gij de boze niet weerstaat; maar, zo wie u op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe.” In andere woorden, is het niet beter twee keer geslagen te worden dan terug te vechten? Hij voegt eraan toe: “En zo iemand met u richten wil, en uw rok nemen, laat hem ook de mantel.” Zelfs al worden we beroofd van iets dat ons rechtmatig toebehoort, is het beter een tweede onrecht te ondergaan dan terug te vechten. Opnieuw zei hij: “Wie u zal dwingen één mijl te gaan, gaat met hem twee mijlen. Geeft hem die iets van u bidt, en keert u niet af van hem, die van u lenen wil.” Als we geven voor een goede zaak en met de juiste motivatie, kunnen we daarbij niets verliezen. Mary Baker Eddy had deze waarheid voor zichzelf bewezen toen ze schreef: “Geven in dienst van onze Maker verarmt ons niet en niet-geven maakt ons niet rijker” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 79).

Jezus zei verder: “Gij hebt gehoord dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben, en uw vijand zult Gij haten. Maar ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel aan hen, die u haten; en bidt voor hen, die u geweld doen, en die u vervolgen.” Waarom dit alles? Het antwoord luidt in Jezus’ eigen woorden: “Opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader, Die in de hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.” Hier zien we dat de goddelijke Liefde geen onderscheid maakt tussen mensen, maar zijn zegen uitstort over zowel wat kwaad lijkt te zijn als over het goede. Jezus voegt hier aan toe: “Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? En indien gij uw broeders alleen groet, wat doet gij boven anderen? Doen ook niet de tollenaars alzo? Weest gij dan volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.”

Wanneer er twee manieren lijken te zijn om een probleem uit te werken, een zakenprobleem of een van de vele andere problemen in het leven, en iemand besluit te doen wat hem het beste lijkt, hoe kan hij weten als er zoveel argumenten pleiten tegen zijn keuze, of zijn besluit is gebaseerd op Waarheid of dwaling? Deze vraag kan alleen beslist worden door de demonstratie van Gods wet van herstel. Er zijn tijden waarin de menselijke wijsheid ontoereikend lijkt om te weten wat de juiste actie is. Onder zulke omstandigheden kan niets anders gedaan worden dan datgene te kiezen dat in overeenstemming lijkt met zijn hoogste begrip van rechtvaardigheid, in het besef dat Gods wet van herstel alle dingen regelt en bestuurt; en zelfs al kiest hij de verkeerde weg, dan heeft hij als Christian Scientist het recht te weten dat God hem zal dwingen te doen wat juist is en hem niet zal toestaan een fout te maken.

Wanneer wij het punt bereikt hebben waarop wij bereid zijn te doen wat het beste lijkt en dan het probleem aan God overlaten, overtuigd dat Hij alles in orde zal brengen volgens Zijn onveranderlijke wet, dan kunnen wij het probleem geheel uit handen geven, alle verantwoordelijkheid laten varen en ons veilig voelen in de wetenschap dat God alle dingen rechtvaardig regelt en bestuurt. Wij behoeven nooit iets anders te doen dan wat God welbehaaglijk is of wat voldoet aan de goddelijke eisen. Als van het goede dat wij doen kwaad wordt gesproken, verandert dat de situatie op geen enkele wijze. Onze verantwoordelijkheid houdt op wanneer wij hebben voldaan aan de eisen van het goede en wij kunnen het daar dan rustig bij laten. Het maakt geen verschil hoeveel er op het spel staat of waar het om gaat; als we erin slagen onszelf uit de weg te krijgen, dan kunnen we genoegen nemen met “Staat en ziet het heil des Heeren.”

Wij kunnen niet verwachten dat wij ons uit dit menselijke begrip van het bestaan kunnen werken zonder fouten te maken. Mogelijk zullen wij veel fouten maken, maar we zullen ervan leren. Het staat ons vrij onze opvatting over de dingen net zo vaak te wijzigen als wij nieuw licht ontvangen. Wij moeten ons niet door een soort ijdele koppigheid of trots laten dwingen aan een bepaald standpunt vast te houden, gewoon omdat we dat nu eenmaal hebben ingenomen. Wij moeten bereid zijn onze vroegere inzichten op te geven en over ieder onderwerp van gedachten te veranderen zo vaak als wijsheid ons nieuw licht schenkt.

Christian Scientisten worden soms beschuldigd van veranderlijkheid. Maar wat doet het er toe of ze hun mening wijzigen, als het altijd God is die hen verandert? Is een Christian Scientist minder wetenschappelijk omdat hij zijn inzichten in bepaalde dingen verandert? Is een generaal minder geschikt om zijn leger aan te voeren omdat hij zich in het heetst van de strijd door wijsheid laat leiden van tactiek te veranderen? Het star vasthouden aan een vooraf bepaald plan wijst daarentegen veel meer op het ten troon verheffen van de dwalende menselijke wil.

Christian Scientisten staan altijd klaar, gewapend en toegerust om aan elke oproep van wijsheid gehoor te geven, altijd gereed en bereid om persoonlijke inzichten of meningen prijs te geven en dat Gemoed in hen te laten zijn “hetwelk ook in Christus Jezus was.”

De missie van de Heraut

In 1903 stichtte Mary Baker Eddy De Christian Science Heraut, met het doel: “de universele werkzaamheid en beschikbaarheid van Waarheid te verkondigen” (My 353:14). De definitie van ‘heraut’ in een woordenboek: “voorloper – een boodschapper die vooruit is gestuurd om bekend te maken wat er gaat komen”, geeft een speciale betekenis aan de naam Heraut en wijst ons bovendien op onze plicht – de plicht van ieder van ons – om te zorgen dat onze Herauten hun taak vervullen, een taak die onafscheidelijk is van de Christus en werd aangekondigd door Jezus met de woorden: “Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen” (Markus 16:15).

Mary Sands Lee, Christian Science Sentinel, July 7, 1956

Lees meer over de Heraut en zijn missie.