Twee jaar geleden werd ik genezen van moeilijkheden met mijn schouder dankzij veel gebed direct gericht op deze situatie. Op een dag toen ik aan het lezen was in Mary Baker Eddy: Christian Healer, kwam ik de volgende aanhaling tegen die Eddy had gestuurd aan een van haar studenten, en waardoor er een verschuiving in mijn denken plaatsvond: “Je gedachten alleen bepalen of je toestand verbetert of verslechtert. Het lichaam en zijn symptomen hebben daar niets over te zeggen” (Yvonne Caché von Fettweis en Robert Townsend Warnick, blz. 234).
Hoewel ik veel van dergelijke aanhalingen eerder had gelezen, trof mij de verklaring van Eddy in deze brief opeens op een andere manier. Ik zag dat er stond “het lichaam” in plaats van “je lichaam” en dat er onpersoonlijk verwezen werd naar “zijn symptomen”. Dus trachtte ik mijn denken te herzien en “mijn lichaam” te gaan beschouwen als “het lichaam”.
Dit was een heel nieuw niveau van denken voor mij. Zelfs bekende aanhalingen uit Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift van Mary Baker Eddy, kregen een nieuwe betekenis. Ik merkte op dat zij in haar boek vaak schreef over “het lichaam”. Bijvoorbeeld: “Wordt er u een enkel ogenblik van bewust, dat Leven en intelligentie zuiver geestelijk zijn – noch in, noch van de stof – en het lichaam zal dan geen klachten uiten” (blz. 14). Een paar maanden later woonde ik een bijeenkomst bij en het deed me goed de spreker te horen vertellen dat ons lichaam alleen maar iets is dat we op het ogenblik nodig hebben om hier te functioneren.
Ik deed ook wat elektronisch onderzoek en vond dat Eddy de woorden “het lichaam/the body” honderden keren gebruikt in Wetenschap en Gezondheid, terwijl “uw lichaam/your body” maar een paar keer voorkomt. Het was duidelijk dat zij het belang inzag van een onpersoonlijke benadering.
Met dit nieuwe begrip van lichaam zeg ik nu tot mezelf als ik fysieke klachten heb: “Hm, het lichaam probeert me wijs te maken dat mijn [vul hier het lichaamsdeel in] pijn doet.” In plaats van dan die suggestie te geloven bid ik om te weten dat: “De heerschappij van Gemoed over het lichaam moet de zogenaamde wetten van de stof opheffen” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 182) en: “Elk bericht, dat van het lichaam of van de levenloze stof heet te komen, als hadden die beide intelligentie, is een waanvoorstelling van het sterfelijk gemoed – een van zijn dromen” (blz. 385-386).
Nadat ik een getuigenis over deze inzichten had gegeven op een woensdagavond bijeenkomst in een Christian Science kerk, deelde een medelid een anekdote met ons die haar door de jaren heen had geholpen. Een zeker Christian Science practitioner maakte zich ’s ochtends gereed om naar zijn kantoor te gaan door in de spiegel te kijken en tegen zichzelf te zeggen: “Wel, ik heb je gewassen en aangekleed zodat je zo netjes mogelijk tevoorschijn kunt komen, en nu wil ik geen woord meer van je horen vandaag.” Deze man begreep goed dat het lichaam niets te vertellen had over wie hij werkelijk was!
Het was alsof ik een heel nieuw perspectief had over wat Jezus zei in zijn Bergrede: “Daarom weest niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmee zullen wij ons kleden? ... want uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft. Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden” (Matthéüs 6:31-33). Wat ik moest doen was mezelf zien als een volmaakt, geestelijk kind van God, zonder enige beperkingen die zogenaamd voortkwamen uit een lichamelijke conditie. Ik dacht vooral na over het “niet bezorgd” zijn over de beweringen van het lichaam, maar in plaats daarvan te focussen op het tot uitdrukking brengen van mijn ingeschapen en onbeperkte geestelijke wezen. Ik bad vrijwel dagelijks met een andere aanhaling van Mary Baker Eddy die dezelfde ideeën bevestigt. Zij refereert aan Jezus in deze passage: “De grote Wegwijzer toonde aan dat Leven onbeperkt, onbesmet en ongehinderd is door de stof” (Miscellaneous Writings 1883-1896, blz. 30).
Nadat ik met overgave had gebeden met deze ideeën zwichtte het probleem met mijn schouder. En toen ik eerst luisterde naar wat het goddelijk Gemoed, God, mij vertelde over mijn leven in plaats van alleen maar te luisteren naar wat “het lichaam” me probeerde wijs te maken, vond ik volkomen vrijheid. Wetenschap en Gezondheid stelt: “De stof kan geen tegenstand bieden aan uw eerlijk streven om tegen zonde en ziekte in te gaan, want de stof heeft geen wil en geen gemoed” (blz. 253). Het stoffelijk lichaam is inderdaad machteloos. Het is niet de baas. Het lichaam kan me niet vertellen hoe ik me moet voelen, of dat ik me wel of niet vrij kan bewegen. We hebben dagelijks de mogelijkheid om te bevestigen dat het lichaam geen macht van zichzelf heeft om onze activiteiten te bepalen of ons beperkingen op te leggen. Het lichaam kan ons niets commanderen.