God, het goddelijk Gemoed van het gehele universum, is alwetend en vergeet nooit. Gemoed kent, en heeft altijd gekend, de geestelijke feiten en werkelijkheid van elk van zijn geestelijke uitdrukkingen.
Maar welk verband bestaat er tussen het geestelijke feit van de alwetendheid van Gemoed en de menselijke feiten van herinnering en vergeetachtigheid?
De veronderstelling dat er een intelligentie buiten God is, houdt in dat deze intelligentie door een explosie in een stoffelijk universum terecht is gekomen, waar u, ik en iedereen in de stof werden geboren en wij alles bekijken vanuit het materiële gezichtspunt dat elk van ons een gemoed gescheiden van God heeft dat zich òf dingen herinnert òf ze vergeet. Maar Christian Science, die de oneindigheid van God leert, vervangt deze verkeerde zienswijze met de waarheid dat er één Gemoed is en dat ieder van ons de uitdrukking van dit Gemoed is.
Maar als er slechts één Gemoed is, valt dan niet de bodem weg onder het dagelijkse bestaan van de mens? Nee. Eerder is het zo, dat alles wat goed is in de menselijke ervaring bekrachtigd en beter begrepen wordt naarmate wij de eenheid van dit Gemoed zien als de bron van al het goede, terwijl alles wat niet goed is verdwijnt aangezien het niet ondersteund wordt door het goddelijk Beginsel.
Het menselijk geheugen – het vermogen zich details te herinneren zoals bijvoorbeeld de straatnamen in een stad als je een adres zoekt, of hoe je een ingewikkelde wiskundige formule moet toepassen – wordt dus feitelijk scherper als wij ons realiseren dat er één Gemoed is, want Gemoed ondersteunt het geheugenvermogen. Anderzijds wordt de opvatting dat iedereen vergeetachtig kan worden ontkend en vervangen door de waarheid dat iedereen bestuurd wordt door het ene Gemoed, dat individuele vermogens en functies, waaronder het geheugen, in stand houdt. In feite heeft het ware geheugen niets te maken met hersenen, lichaamscellen of zelfs met een harde schijf van een computer. Geheugen is geen materie die georganiseerd is om informatie op te slaan. Daardoor kan noch lichamelijk letsel noch een technisch mankement het geheugen aantasten. Zowel informatie als capaciteit zijn intact in Gods oneindige schepping en worden door Zijn wetten bestuurd.
Soms wordt het menselijk denken bezwaard door ongewenste herinneringen of schrikbeelden, en lijkt het onmogelijk om ze te negeren. Maar deze akelige herinneringen zijn niet geёtst in het onfeilbare goddelijk Gemoed. Zij zijn slechts voorbijgaande beelden in het menselijk gemoed, dat zelf een mythe is (nooit een schepper of bron van werkelijke intelligentie). Maar gelukkig kunnen wij uit slechte ervaringen juiste geestelijke feiten en lessen leren.
Rond mijn twaalfde speelde ik hockey. Op zekere dag viel ik met mijn gezicht op het schaatsijzer van een andere speler. De wond werd gehecht, en tientallen jaren was ik mij ervan bewust dat ik een litteken op mijn gezicht had. Toen begon ik Christian Science toe te passen op de herinnering die ik had van deze situatie. In plaats van stil te staan bij wat er fysiek gebeurd was telkens als ik aan het incident dacht, wist ik dat op hetzelfde moment toen de blessure plaatsvond, ik in werkelijkheid geestelijk was en door God bestuurd werd, en er dus geen gevolg kon zijn van iets dat in de geestelijke werkelijkheid niet gebeurd was. Toen ik op deze wijze bad, verdween het incident geleidelijk aan uit mijn geheugen als iets dat mij zou kunnen beschadigen, en nu is er niets meer van het litteken te zien. Deze zelfde denkwijze kan worden toegepast om de veronderstelde gevolgen te ontkennen van welke slechte ervaring dan ook.
Ieder van ons kan het kaf van het koren scheiden in zijn ervaringen, of die nu vorige week of 50 jaar geleden hebben plaatsvonden. In het goddelijk Gemoed is er nooit verslag uitgebracht van een een ongeluk. En omdat Gemoed er geen aantekening van heeft gemaakt, hoeven wij niet te accepteren dat het deel uitmaakt van ons bewustzijn; noch ons verleden noch ons heden wordt erdoor bepaald. Tenzij wij ons denken op deze wijze corrigeren, blijft elke nare gebeurtenis uit het verleden voortbestaan in het heden. En natuurlijk moeten wij verkeerde gedachten of daden uit het verleden vanuit een zelfde gezichtspunt aanpakken. Als we dit doen, kunnen we onze fouten rechtzetten en de weg vrijmaken van invloeden uit het verleden.
Maar als wij bevrijd kunnen worden van nare herinneringen, hoe staat het dan met prettige herinneringen? Het goede dat in de menselijke ervaring is een weerklank van het goddelijk goede, dat onveranderlijk is. Door het feit dat God alwetend is, wordt het menselijk goede niet ondermijnd, maar laat het ons juist zien dat het iets is om dankbaar voor te zijn en waardering voor te hebben, omdat het duidt op het nog grotere goede van de goddelijke werkelijkheid, waarvan wij ons hier en nu bewust kunnen zijn. Naarmate wij geestelijk groeien, zal het goede in de menselijke ervaring toenemen omdat wij begrijpen dat de basis daarvan het onveranderlijke Beginsel is, terwijl de negatieve aspecten uit het menselijk bestaan – angst, spijt, zonde, strijd – uit het bewustzijn verdwijnen omdat ze geen spoor van de goddelijke werkelijkheid in zich dragen.
Soms herinnert de mens zich de dingen verkeerd, of dingen die helemaal niet gebeurd zijn. We vragen ons soms af: “Is dat werkelijk gebeurd of is het mij alleen maar een paar keer verteld en denk ik nu dat het mij is overkomen?” Als we weten dat het menselijk denken een mythe is – noch oorzaak, noch schepper – aangezien het goddelijk Gemoed de enige intelligentie is, kunnen de herinneringen van de mens ons niet langer voor de gek houden.
Wat heeft dit alles te betekenen voor de studie van de geschiedenis van de mensheid? Hoewel de geschiedenis van de mensheid geen deel uitmaakt van de absolute werkelijkheid, want God kent Zijn schepping als geestelijk, gedenken wij bijvoorbeeld wel degenen die in de Holocaust of in de Rwandese genocide zijn omgekomen om eer te betonen aan hun werkelijke, eeuwige bestaan als weerspiegeling van God. Er zijn ook waardevolle lessen te trekken uit deze wreedheden, zoals het Museum van Joods Erfgoed in New York City en het Kigali Memorial Centrum laten zien. Beide musea benadrukken dat het vanuit menselijk oogpunt belangrijk is om niet te vergeten dat dit kwaad op wereldschaal heeft plaatsgevonden en dat de lessen die eruit geleerd zijn niet mogen worden vergeten. Uiteindelijk wordt het menselijk gemoed dat het kwaad begaat, onder het kwaad lijdt, en zich het kwaad herinnert, bevrijd door het ene Gemoed dat zijn eigen goedheid is en kent.
Nog iets waartegen men zich moet hoeden, is dat het menselijk gemoed soms de neiging heeft goedheid te vergeten. Een voorbeeld hiervan is Aäron, de broer van Mozes. Als Mozes lange tijd op de berg Sinaï verblijft, voelt Aäron zich gedwongen door de kinderen van Israël om een gouden kalf te maken dat dan het voorwerp van hun aanbidding wordt (zie Exodus 32:1-4). Je zou je kunnen afvragen of hij zijn hoofd wel gebruikte. Hij was de woestijn ingegaan om Mozes te ontmoeten, die hem verteld had hoe God tegen hem gesproken had. Hij had gezien hoe zijn staf die van de tovenaars van Farao had verslonden. Hij had gezien hoe de plagen de Egyptenaren teisterden en was er getuige van geweest hoe de Rode Zee zich splitste en zijn volk bevrijd werd van de achtervolging van het Egyptische leger. Toch leek het wel dat hij dit alles had vergeten.
Misschien omdat het menselijk gemoed geneigd is het goede te vergeten, zegt de Psalmist: “Loof de Heere, mijn ziel, en al wat in mij is, Zijn heilige Naam. Loof de Heere, mijn ziel, en vergeet niet een van Zijn weldaden. Die al uw ongerechtigheid vergeeft, Die al uw ziekten geneest, Die uw leven verlost van het verderf, Die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid, Die uw mond verzadigt met het goede, uw jeugd vernieuwt als die van een arend” (Psalmen 103:2-5).
Misschien ook om diezelfde reden, heeft Mary Baker Eddy dankbaarheid voor het goede in de praktijk van Christian Science opgenomen – van het hoofdstuk “De Vruchten” in Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift, tot het houden van wekelijkse getuigenisbijeenkomsten in kerken, getuigenissen van genezing die gepubliceerd worden in de Christian Science tijdschriften, en een jaarlijkse Dankdienst. Dankbaarheid is zich het goede te herinneren, en is een belangrijke hulp bij het maken van vooruitgang in onze dagelijkse ervaringen.
De Meester, Christus Jezus, werd vaak bekritiseerd omdat hij zich niet hield aan het gebod: “Gedenkt de sabbatdag, dat gij die heiligt” (Exodus 20:8). Maar hij herinnerde zich en heiligde de sabbatdag altijd door zich volledig bewust te zijn van Gods heilige macht om te genezen – op de sabbatdag en elke dag.
Eén Gemoed te hebben, zoals Jezus, bevrijdt ons van nare ervaringen in het verleden en stelt ons in staat om ons op elk moment Gods altijd aanwezige en beschikbare goedheid te herinneren.