In 2006 toen ik in Beijing, China, woonde, ging ik op een middag naar een bijeenkomst in een hotel. De toegang tot de zaal was schaars verlicht en de trap naar beneden maakte een bocht. Ik miste een tree en viel met mijn aantekenschrift in mijn hand. Toen ik opstond verzekerde ik mijn metgezel dat ik in orde was, en we gingen de zaal in en vonden een zitplaats. Ik was echter niet in staat mijn aantekenschrift in mijn hand te houden omdat er een botje in mijn ringvinger gebroken leek te zijn, en mijn pink zat niet op zijn normale plaats.
Nadat we waren gaan zitten dacht ik aan een stelling die mij heel vertrouwd was: “Ongelukken bestaan niet voor God, of het onsterfelijk Gemoed, en wij moeten de sterfelijke grondslag van ons geloof loslaten en ons met het ene Gemoed verenigen, willen wij het denkbeeld van toeval door het juiste begrip van Gods onfeilbare leiding vervangen en zodoende harmonie aan het licht brengen” (Mary Baker Eddy, Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift, blz. 424). Ik bad met deze gedachte en de pijn verdween vlug. Ik was dankbaar dat ik rustig kon zitten en mijn vingers vasthouden met mijn andere hand.
Toen kwamen we tot de ontdekking dat we in de verkeerde zaal zaten. We werden naar een andere zaal op een andere verdieping verwezen. Nadat we daar hadden plaatsgenomen, was ik opnieuw dankbaar dat ik rustig kon zitten en bidden, en weten dat ik altijd op de juiste plaats was en nooit uit Gods zorg was gevallen, en dat, waar ik me ook bevond, God altijd bij mij was. Ik twijfelde er helemaal niet aan dat alles in orde zou komen. Ik luisterde wat naar een paar sprekers, maar ik besteedde vooral tijd in de stilte van gebed. Aan het einde van de middag werden we uitgenodigd voor een gratis maaltijd in de eetzaal, waar ik volop genoot van het eten en van de ontmoeting met andere mensen. Op de weg naar huis was het koud genoeg om handschoenen aan te trekken en nadat ik die had aangedaan, vond ik het niet langer nodig om mijn gewonde hand vast te houden.
Toen ik thuiskwam bracht ik mijn kamergenoot verslag uit van de dag. Er viel haar niets ongewoons op aan mijn hand. Na een paar dagen kwam de kracht terug in mijn hand en ik was spoedig in staat hem normaal te gebruiken. Ook kon ik weer met dezelfde snelheid op mijn computer typen, en een verdikking in het botje van mijn vinger verdween geleidelijk. En nu is het onmogelijk om te zien welke hand gewond was.
Deze genezing was erg belangrijk voor me omdat hij bewees dat mijn begrijpen van God en van hoe ik mijzelf door gebed kon behandelen “een betrouwbare hulp in de nood” waren (Ps. 46:2 NBV), en dat het niet nodig was om in een vreemd land op zoek te gaan naar medische hulp. In de drie jaar die ik in het buitenland doorbracht, heb ik, zoals altijd in mijn leven, op God vertrouwd om welke problemen er ook op mijn weg kwamen, te genezen.
Rockville, Maryland, V.S.