Ruim drie jaar geleden werd ik gekozen tot Lezer in mijn dochterkerk. Enkele maanden later was ik, na het oefenen voor de zondagdienst, op weg naar huis en stopte onderweg bij een verkoper van verse groente en vers fruit. Ik had een heerlijk gevoel van Gods altijd tegenwoordige Liefde. Maar ik lette niet goed op wat ik deed en struikelde met mijn handen vol boodschappen over de disselboom van de aanhangwagen. Ik kwam met een flinke smak op de grond terecht en niets hield mijn val tegen behalve mijn schouder en hoofd.
De verkoper hielp mijn overeind, gaf me papieren zakdoeken om het bloeden te stelpen en bood aan een ambulance te bellen. Mijn schouder deed pijn en ik kon hem onmogelijk bewegen. Er waren snij- en schaafwonden op mijn gezicht en er zat een steentje in mijn tandvlees. Desondanks liet mijn geïnspireerde gemoedsgesteldheid geen ruimte voor twijfel of angst. Ik bedankte de verkoper, we raapten de spullen op en ik ging verder naar huis, terwijl ik in één hand de zakdoek vasthield en met de andere reed.
Op weg naar huis bad ik ernstig en aanhoudend, of zoals Mary Baker Eddy het noemt “importunately” (dringend) (zie Miscellaneous Writings 1883-1896, blz. 127). De vreugde en de liefde van Liefde die ik tijdens de voorbereiding van de zondagsdienst had gevoeld was heel duidelijk aanwezig. Ik hield mij eraan vast dat mijn ware individualiteit en identiteit als Gods volmaakte idee niet betrokken kon raken bij een ongeluk, omdat die zich altijd in Zijn liefde en Haar koesterende zorg bevond. Gedachten aan eerdere genezingen stroomden als engelen mijn bewustzijn binnen en moedigden mij aan op de altijd-tegenwoordigheid van God te vertrouwen. Er was nooit en er kon nooit een ogenblik zijn waarop Gods gedachtenstroom naar mij stil zou vallen, of dat Moeder-God voor een nanoseconde weg zou kijken.
Toen ik thuiskwam verwijderde ik voorzichtig het kiezelsteentje uit mijn tandvlees en waste en verbond de wonden. Een gevoel van de zuiverheid van Liefde bleef mijn gedachten vullen. Ik bevestigde dat ik een geestelijke idee was, intact en onaangetast door een alarmerend stoffelijk beeld.
Daarna nam ik het Christian Science leerboek, Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift van Mary Baker Eddy, en gebruikmakend van een concordantie bad ik om de vermeende invloed van ongelukken te weerleggen. Bij deze studie stond dit citaat centraal: “Ongelukken bestaan niet voor God, of het onsterfelijk Gemoed, en wij moeten de sterfelijke grondslag van ons geloof loslaten en ons met het ene Gemoed verenigen, willen wij het denkbeeld van toeval door het juiste begrip van Gods onfeilbare leiding vervangen en zodoende harmonie aan het licht brengen” (blz. 424).
Om de gedachte aan de mogelijkheid van een gebroken schouder recht te zetten, keerde ik mij volledig naar deze passage: “In de Wetenschap kunnen beenbreuken en ontwrichtingen niet werkelijk voorkomen. U zegt dat ongevallen, verwondingen en ziekte de mens doden, maar dat is niet waar. Het leven van de mens is Gemoed. Het stoffelijk lichaam geeft slechts te zien, wat het sterfelijk gemoed gelooft, of het nu een gebroken been, ziekte of zonde is” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 402). Ik bad ook specifiek om het geloof te ontkrachten dat een hersenschudding of enig ander letsel uit dit incident zou kunnen voortkomen. Het zuivere beeld van God als volmaakt, onbegrensd Gemoed gaf mij snel de controle terug, en daarna is de bezorgdheid over een hersenschudding niet meer in mijn denken opgekomen.
Het incident gebeurde op een vrijdag. Ik ging door met op deze wijze te bidden en op zondag, op tijd voor de kerkdienst, was er geen verband meer op mijn lip, die een paar dagen later volkomen genezen was. Ook alle andere wonden op mijn gezicht genazen snel. Ik was zo dankbaar. De kerkdienst en de gesprekken erna met de bezoekers bevestigden dat de genezing vanzelfsprekend en compleet was. Enkelen van hen vertelden mij onlangs dat zij die dag geen enkel teken van letsel hadden gezien – een uitroepteken achter de genezing, waar ik erg blij mee was.
Ik bleef bidden voor mijn schouder, die gebroken of uit zijn kom leek te zijn. In het begin was het pijnlijk om de bladzijden bij het lezen om te slaan, en moest ik mijn linkerhand gebruiken. Maar naarmate ik mij de volgende weken verder verdiepte in mijn een-zijn met God en ervoor bad om daar een duidelijker begrip van te krijgen, werd de vooruitgang in de genezing duidelijk zichtbaar. De pijn verminderde en de mobiliteit nam toe.
Voorafgaand aan deze ervaring had ik een artikel gelezen dat uiteenzette hoe God ons nooit maar een gedeelte van de weg naar vrijheid van zonde, ziekte en dood brengt, Hij brengt ons de hele weg (Milton Simon, “All the Way”, The Christian Science Journal, oktober 1949). (Zie ook csheraut.com “Heel de weg”). Die gedachte was een gids in mijn studie gedurende de volgende paar weken waarin de genezing plaatsvond. Ik begreep werkelijk en vertrouwde blijmoedig dat ik geheel en algeestelijk ben, waardoor het onmogelijk was dat er een onvolledige genezing zou zijn. De “stem” van de fysieke beperking en het ongemak werd steeds zwakker, en ik kreeg het rustige vertrouwen dat mijn genezing volledig was.
Enkele maanden later legde mijn hond Jaap enthousiast een stuk speelgoed voor mij neer om weg te werpen. Ik pakte het op met mijn rechterhand en slingerde het een eind de tuin in. Op hetzelfde moment werd het mij duidelijk dat God mij inderdaad de hele weg had gebracht. De schouder functioneerde uitstekend. Ik was vrij en ben vrij gebleven. En weken later werd ik mij er ineens van bewust dat een vroegere pijn die zich bij tussenpozen in mijn linkerschouder voordeed eveneens volkomen was verdwenen.
Ik ben erg dankbaar voor Mary Baker Eddy, voor haar heldere uiteenzettingen en de zorgvuldig opgetekende praktische bewijzen die de waarheid aantonen van Christian Science. Er gaat geen dag voorbij zonder dat ik iets nieuws leer, en een dieper en meer verlicht inzicht krijg in deze Wetenschap.
Deerfield, New Hampshire, VS