Aanvankelijk dacht ik dat de belevenis waarover ik nu ga vertellen de vreemdste was die ik ooit had meegemaakt, maar achteraf begrijp ik dat het in wezen een waardevolle les was die me in staat stelt anderen met een soortgelijk probleem te helpen.
Op een woensdagavond toen mijn man en ik thuiskwamen van een getuigenisbijeenkomst in onze kerk, zagen wij een berichtenlichtje op onze telefoon knipperen. Het bericht was van onze zoon, die ongewoon opgewonden klonk en ons vroeg om hem zo snel mogelijk terug te bellen.
Wij deden dat en hij vertelde ons dat er die dag op het werk iets buitengewoon verontrustends was gebeurd. Hij is leraar en de schoolpsychologe had hem naar haar kantoor geroepen. Hij nam aan dat zij hem over een van zijn leerlingen wilde spreken. Toen hij binnen was sloot zij echter de deur en liet hem beloven dat hetgeen zij hem ging vertellen vertrouwelijk zou blijven. Vervolgens vertelde zij hem dat zij sterke spiritistische eigenschappen had en dat de geest van zijn grootmoeder, die meer dan een jaar daarvoor zelfmoord had gepleegd, al meer dan zes maanden naar haar toe kwam en berichten doorgaf. Ze had het gevoel dat ze deze berichten aan onze zoon moest doorgeven en dat hij ze op zijn beurt aan mij moest doorgeven, omdat ze expliciet voor mij bestemd waren. De berichten klonken heel erg zoals mijn moeder het gezegd zou kunnen hebben. De psychologe vertelde hem ook intieme details over onze familie, die zij normaal gesproken niet had kunnen weten.
Onze zoon was volkomen uit het lood geslagen.
Mijn moeder had zich op dramatische wijze van het leven beroofd. De gebeurtenis was uitgebreid in het nieuws geweest, wat had bijgedragen aan de spanningen voor onze familie. Gedurende deze moeilijke tijd had een dierbare en getrouwe Christian Science practitioner vier maanden bijna dagelijks met mij gebeden. Zij hielp mij om meer te leren over de continuïteit, goedheid en eeuwigheid van het leven in God, dat ieder van ons toebehoort.
Nadat ik het verhaal van mijn zoon had aangehoord, zei ik hem dat ik de practitioner zou bellen en daarna meteen weer contact met hem zou opnemen. Ofschoon het al laat in de avond was stemde de practitioner er onmiddellijk mee in om mij te helpen door gebed. Zij maakte mij attent op de onschuld van onze zoon in deze hele situatie.
Toen ik hem terugbelde was hij al wat gekalmeerd. De volgende dag was zijn vrede weergekeerd. Het was een wonderbaarlijk voorbeeld van Gods macht om opgewonden gedachten te kalmeren. Ik bedankte de practitioner voor haar hulp.
Woensdagavond laat had ik het hoofdstuk “Christian Science contra het Spiritisme” gelezen uit het Christian Science leerboek Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift, van Mary Baker Eddy. In een poging om tot een dieper begrip te komen van wat dit ongewone voorval behelsde, las en herlas ik dat hoofdstuk gedurende de dagen en weken daarna. Voor het eerst begon ik het belang van de waarheden die ik daar vond te waarderen. Bijvoorbeeld: “Spookhuizen, stemmen van geesten, ongewone geluiden en verschijningen, tijdens séances in het donker opgeroepen, berusten op kunstgrepen van bedriegers of het zijn beelden en geluiden, die door het sterfelijk gemoed onwillekeurig worden voortgebracht” (blz. 86). En ook: “Er is een sterfelijk gemoed-lezen en een onsterfelijk Gemoed-lezen” (blz. 83). Ik had het spiritisme met zijn financiële arrangementen voor séances altijd beschouwd als pure charlatanerie, maar ik had me nooit zozeer beziggehouden met het sterfelijk gemoed-lezen dat de collega van onze zoon tentoonspreidde.
Mijn moeder was overleden. Waar konden dan die gedachtenstromen vandaan komen die de spiritiste had opgepikt? De volgende uitspraak van Eddy beantwoordde die vraag perfect: “Al zijn de personen heengegaan, toch kan hun mentale omgeving nog worden waargenomen, beschreven en aan anderen worden overgebracht” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 87). Voor mij betekende dit, dat degenen die denken dat ze communiceren met de doden, in werkelijkheid de mentale omgeving – de gedachtenatmosfeer – waarnemen die door de gestorvenen is achtergelaten.
Hoe zit het dan met de persoon die gelooft dat het zijn rol is om een medium te zijn tussen de doden en de levenden? God kan hem bevrijden van deze misvatting. Door Gods almacht te beseffen, kan hij het geloof laten varen dat hij een van God gescheiden gemoed heeft, een beperkt zogenaamd sterfelijk gemoed, dat kan communiceren met andere sterfelijke gemoederen en er een tussenpersoon voor is. Hij kan zich verheugen op de vrijheid die hij zal ervaren wanneer hij weet dat alleen God ideeën ontvouwt aan elk van Zijn zonen en dochters.
Dat God het enige Gemoed is en dat alle intercommunicatie van dit ene Gemoed uitgaat naar de mens, is de basis van het onsterfelijk Gemoed-lezen. Christus Jezus demonstreerde op bewonderenswaardige wijze deze door God verleende gave. De evangeliën bevatten vele voorbeelden van zowel Jezus’ vermogen om de gedachten van de mensen te onderscheiden als van het voorspellen van gebeurtenissen die plaats zouden gaan vinden. Dit Gemoed-lezen was het gevolg van zijn verbinding met zijn eeuwige Vader, het goddelijk Gemoed, God. Ik heb momenten beleefd van wat ik goddelijk Gemoed-lezen noem; en vele anderen met mij die zich bezighouden met het zoeken naar geestelijke oplossingen voor problemen, hebben dezelfde ervaring. Toen mijn zoon opgroeide waren er momenten dat hij niet in mijn nabijheid was en dat ik het gevoel kreeg dat ik voor hem moest bidden, en altijd werd het gebed beantwoord en bracht veiligheid en harmonie in een bepaalde situatie.
Terwijl ik de metaforen uit het leerboek overdacht, dat een eikenboom niet kan terugkeren tot een eikel en een vlinder tot een rups, concludeerde ik dat de overledenen weliswaar niet kunnen terugkeren naar de aarde, maar dat we er op kunnen vertrouwen dat God hen voortdurend zegent en leidt naar het licht van Waarheid. En ik zag dat ondanks het feit dat de beweerde berichten van mijn moeder typisch waren voor wat haar aardse persoonlijkheid geuit zou kunnen hebben, alleen haar geestelijke zelfheid werkelijk was en dat het volledig aan God kon worden overgelaten om deze ware zelfheid aan haar te openbaren.
Ik beleefde een heel mooi ogenblik toen ik de laatste paragraaf van het hoofdstuk “Christian Science contra het Spiritisme” las. Het luidt: “De kalme, krachtige stromen van ware geestelijkheid, waarvan gezondheid, reinheid en zelfovergave de uitingen zijn, moeten de menselijke ervaring verdiepen, totdat de geloofsvormen van het stoffelijk bestaan louter bedrog blijken te zijn . . . ” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 99).
De woorden “ware geestelijkheid” sprongen er uit alsof ze verlicht waren. Ik zag dat ware geestelijkheid, een eigenschap die door de goddelijke Geest, onze Vader-Moeder God, wordt verleend, hetgene is waar het eigenlijk de hele tijd over ging; dit, en niet het verkeerde begrip van geestelijkheid dat door het spiritisme wordt gepresenteerd. Geestelijkheid is wat God Zelf verleent aan elk individu in het hele heelal, en niets anders.
In het boek We Knew Mary Baker Eddy, memoreert Annie M.Knott een gedachtenwisseling tijdens een Normaalcursus tussen Eddy en een leerling die zei dat ze berichten van haar overleden moeder had ontvangen. Eddy legde de student geduldig uit dat dit “bewijs” van het spiritisme vergeleken kon worden met de schijnbare werkelijkheid van “het zinnengetuigenis” van ziekte en pijn en dat “noch het een, noch het ander te maken heeft met de geestelijke werkelijkheid, maar slechts met de wisselende fasen van het sterfelijk geloof” (zie blz.162-163, Expanded Edition). Wat ik leerde van deze ervaring met onze zoon, is het feit dat spiritisme slechts een fase van het sterfelijk geloof is en niet een angstaanjagend verschijnsel.
Uit een aantal nieuwspublicaties kwam naar voren dat tussen 25 en 40 procent van de Amerikanen gelooft dat geesten van overledenen rondwaren op aarde; in een aantal andere landen en culturen schijnt dat percentage zelfs nog hoger te zijn. Christian Science brengt klaarheid in deze kwestie. Iedereen kan volkomen bevrijding vinden, zoals mijn familie, van het “louter bedrog” van het spiritisme.