Ik ben nu 16 jaar. Maar ik moet bekennen dat ik in de problemen zat toen ik 11 was. Ik ging om met vrienden die soms dingen deden die niet door de beugel konden. Ik was gemakkelijk te beïnvloeden en deed wat zij deden om “cool” te zijn, om indruk op anderen te maken en te laten zien dat ik niet bang was. Ik rookte marihuana en soms stal ik geld om te kopen wat ik wilde hebben.
Op een avond ging ik bij een vriend thuis slapen. De volgende dag gingen we naar een bibliotheek waar een tentoonstelling van edelstenen was. Ik zag een erg mooie zwarte steen. Voor mij zag hij eruit als een stuk speelgoed.
Mijn vriend daagde me uit: “Heb jij wel genoeg lef om die steen te pakken?” Ik was beledigd door zijn vraag, omdat het leek dat hij dacht dat ik het niet zou kunnen. Ik stopte de steen in mijn zak en we vertrokken. We hadden niet gezien dat er overal in de bibliotheek veiligheidscamera’s waren.
Toen we buiten waren begonnen we de steen naar elkaar te gooien, gewoon voor de lol.
Het was een koude winterdag en we wilden terug naar het huis van mijn vriend. We namen een kortere weg over een beek. De beek was bevroren en we begonnen op het ijs te springen. Ik hield de steen in mijn hand, maar het ijs brak onder onze voeten en daardoor verloor ik mijn greep op de steen. Hij viel in het water. We zochten vijf minuten lang, maar we waren nat en erg koud, en daarom hielden wij ermee op. Ik vond het vervelend dat ik de steen kwijt was, omdat ik hem had willen houden. En ik was bang dat de politie naar mij op zoek zou gaan. Maar ik ging naar huis en hield me zelf voor dat de politie er niets van af wist. Ik vergat het hele incident.
Een paar weken later kwam het hoofd van de school mij in het klaslokaal ophalen om mee te komen naar haar kantoor, aangezien iemand mij wilde spreken. Toen ik haar kantoor binnenkwam was daar een politieman die mij vroeg: “Weet je waarom we hier zijn?” Ik had geen flauw idee, omdat ik het incident met de steen totaal was vergeten. De politieman zei: “We hebben je gezien.” Ik antwoordde: “Wat hebt u me zien doen?” Hij zei: “We zagen je een edelsteen in de bibliotheek stelen.” Ik was sprakeloos en realiseerde mij wat er gaande was. Ik was echt bang. De politieman vertelde dat ik vanwege dit incident zou kunnen worden overgebracht naar een instelling voor jeugdige overtreders en dat mijn moeder een behoorlijke boete zou moeten betalen. Hij vertelde dat ik de steen van een verzamelaar had gepakt die tussen de 2.000 en 3.000 US dollars waard was.
De politieman vroeg: “Waar is de steen?” Ik vertelde hem dat ik hem was kwijtgeraakt in een beek vlakbij het huis van mijn vriend. Hij vroeg: “Waar?” Hij wilde alles weten.
Ik bad. Eerst vroeg ik God mij te vergeven. In mijn gebed gaf ik toe dat wat ik gedaan had volkomen fout was en dat je geen loopje kunt nemen met de Tien Geboden. Ik had geleerd dat een van de geboden in de Bijbel zegt: “Steel niet” (Exodus 20:15, NBV). Ik vroeg God mij te helpen de steen te vinden. Ik beloofde dat ik in ruil voor Zijn hulp nooit meer zou stelen.
Hoewel ik doodsbang was, was ik er zeker van dat God mij kon helpen. Ik bezoek een Christian Science zondagsschool waar de leraren met mij bespreken hoe je problemen kunt oplossen met geestelijke ideeën. Voordat ik iets afwist van Christian Science vroeg ik altijd in mijn gebed om materiële dingen. Maar dankzij Christian Science leerde ik dat het doel van gebed is om te bidden voor geestelijke zaken, zoals liefde en ware gezondheid, na te denken hoe je anderen kunt helpen en vriendelijk te zijn voor mensen. Naar de kerk gaan helpt mij meer te vertrouwen op God en ik voel de steun van de anderen die er ook zijn.
Terug naar mijn verhaal, de politieman bracht mij naar de buurt waar mijn vriend woont om naar de steen te zoeken. Maar er waren vijf of zes beekjes dichtbij elkaar, en ik kon me niet herinneren in welke ik de steen had verloren.
Dankzij mijn gebed voelde ik me sterk aangetrokken tot een bepaalde beek. Ik wist dat God oneindige intelligentie en wijsheid is, dat God mijn Trooster is en dat het goed zou komen. Ik kreeg een sterke ingeving naar een bepaalde plaats te gaan en nam een steen en gooide hem op het ijs om het te breken. Ik stopte mijn hand in het ijskoude water om de steen te zoeken, maar ik vond niets. Ik deed het nog een keer. Niets. De derde keer vroeg ik God met mijn hele hart mij te leiden. Eindelijk raakte mijn hand een steen aan en ik voelde dat hij dezelfde vorm had als de steen waarnaar we op zoek waren. Het leek bijna onmogelijk dat het de juiste steen zou zijn, maar ik haalde hem uit het water en het was dezelfde steen! Alleen God had dat kunnen doen. Ik was zo blij en ook mijn ouders en de politieman waren opgelucht.
De politieman zei mij nooit meer te stelen omdat dat mij duur zou komen te staan. Mijn ouders maakten mij ook duidelijk dat ik zoiets nooit meer moest doen. Ze zeiden: “God heeft je laten zien dat Hij naar je luisterde, dus nu moet je Hem tonen dat je ook naar Hem luistert, omdat je Hem dan dichter bij je voelt.”
Daarna heb ik nooit meer gestolen en ik ben ook gestopt met marihuana roken. Ik heb een eind gemaakt aan de vriendschappen die mij van God deden afdwalen. En ik heb uit deze ervaring geleerd dat stelen me niets geeft. Ik ben Christian Science dankbaar omdat het mij laat zien dat het doen van het goede me alles geeft, want al het goede dat ik doe komt als zodanig naar mij terug. God is goed en het is natuurlijk voor mij om Hem te weerspiegelen. Nu ben ik een goed mens. Ik help anderen en heb goede vrienden. Ik hoef mijn vrienden niets meer te bewijzen, omdat ik weet dat ik Gods kind ben en dat ik al alles heb wat nodig is om gelukkig te zijn.