Skip to main content Skip to search Skip to header Skip to footer

De hele weg naar huis

De Christian Science Heraut - 1 april 2012

The Christian Science Journal, 11.2011


Mijn oudste zoon en ik vertrokken uit een klein vakantiekamp in Missouri met ongeveer zestig dollar op zak en een gehuurde auto. Het was onze bedoeling naar Chicago te rijden en vandaar de trein naar huis te nemen, naar Boston. We zaten krap bij kas en de enige manier die ik had om te communiceren was een prepaid mobiele telefoon.

In onze familie is het gebruikelijk dat we geen creditcards hebben, maar debitcards. Omdat ik voor de huurauto met een debitcard had betaald, had het verhuurbedrijf vierhonderd dollar van mijn bankrekening afgeschreven als borgsom, en mij werd meegedeeld dat ik het geld niet terug kon krijgen voordat ik weer thuis was. Ik had alle mogelijke uitgaven voor de reis van te voren berekend, maar dit had ik niet ingecalculeerd.

Tegen de tijd dat mijn zoon en ik in Chicago aankwamen, had ik nog tien minuten over op mijn mobieltje en nog vijftien dollar, nadat ik benzine en iets te eten had gekocht. Ik wist dat God mijn zoon en mij had geholpen toen we een paar weken geleden naar het kamp vertrokken en hem  in staat had gesteld het kamp bij te wonen terwijl we daar eigenlijk geen geld voor hadden. Maar toch bad ik om sterk te staan in het vertrouwen dat God ons ook de rest van de weg zou helpen.

Nadat we de huurauto terug hadden gebracht, reed een nicht van mij die in Chicago woont ons naar het station. Ik had nog maar zeven dollar en één minuut beltegoed op mijn telefoon. Ik rekende erop dat als mijn zoon en ik eenmaal in de trein zaten, we onder de pannen waren, omdat we het dan naar Boston zouden halen en ik mijn vrouw kon bellen om ons op te halen.

We kwamen bij het station aan om ongeveer negen uur ‘s avonds, zo’n vijfenveertig minuten voor vertrektijd, en probeerden de kist met kampeerspullen van mijn zoon in te checken zodat we daar geen zorgen meer over zouden hebben. Toen we naar het betreffende loket gingen, vertelde de beambte ons dat de kist te zwaar was. Dus gingen we aan de kant staan om er enige dingen uit te halen en daarna voegden we ons weer in de rij.

Toen we bij het loket terugkwamen, vertelde de beambte ons dat hij geen bagage meer kon aannemen omdat de trein over twintig minuten zou vertrekken. Hij zei dat we de kampeerkist naar het perron konden brengen en zien of de conducteur hem op de trein wilde zetten; anders moesten we hem op het station achterlaten of op de volgende trein wachten. Maar die vertrok pas de volgende avond. Dit was helemaal niet aanlokkelijk – we zouden voor één nacht bij mijn nicht moeten blijven en zouden een dag later teruggaan, wat inhield dat mijn vrouw een dag werk zou missen.

Op dat moment was ik me ervan bewust dat mijn zoon naast me stond en dat mijn reactie op deze situatie een belangrijke les voor hem zou zijn. Ik werd niet boos op de man, hoewel ik er wel zin in had.

In de twee of drie maanden voordat we deze trip maakten, had ik de eerste vijf boeken van de Bijbel gelezen en had dat juist de week tevoren beëindigd. De overweldigende indruk die ik van deze boeken had gekregen, was dat God een actieve en ondersteunende tegenwoordigheid was in het leven van de Hebreeërs. En ik wist dat dit ook in mijn leven het geval was. Ik zag in dat als de Hebreeërs God vergaten, of als zij vergaten dat zij Hem dienden, er moeilijkheden kwamen. Ik wilde dus niet vergeten wie ik diende.

Ik zei twee simpele gebeden, waarvan de eerste was: “God, U bent hier en dat kan ik niet vergeten.”  Het tweede was: “Waar vindt U dat ik nu nodig ben?”

Toen mijn nicht ons eerder die dag op het treinstation afzette, had zij aangeboden om de kampeerkist, als dat nodig was, naar ons huis te verschepen. Gesteld voor de keuze een dag later thuis te komen, of de kampeerkist achter te laten, besloot ik mijn nicht op te bellen en te vragen of zij de kist kon komen halen. Omdat ik die ene minuut beltegoed op mijn mobieltje wilde sparen, nam ik vier kwartjes uit mijn zak en ging naar een telefooncel.

De telefoon nam alle vier de  kwartjes aan, maar de bel ging niet één keer over. Nu hadden we nog maar zes dollar.

Ik ging terug naar het loket en vroeg of ik een van hun telefoons mocht gebruiken. De man zei eenvoudigweg “nee” en stelde voor dat ik de klantenservice zou vragen of ik hun telefoon kon gebruiken. Hij zei dat de trein over tien minuten zou vertrekken. Ik rende naar het kantoor voor de klantenservice en probeerde drie keer om mijn nicht te bellen. Drie keer ging de telefoon drie maal over, en daarna werd de verbinding verbroken.

Ik kon geen contact krijgen met de enige persoon die ik kende in Chicago en moest met mijn zoon en de kist met al zijn kampeerspullen zien de trein te halen die binnen een paar minuten zou vertrekken.

Ik moet toegeven dat ik op dit punt een beetje overstuur begon te raken, maar ik sloot mijn ogen en begon opnieuw te bidden. “God U bent hier bij me. Als U het nodig vindt dat ik vannacht in Chicago blijf, zal ik dat doen.”

Terwijl dit allemaal gaande was, hoorde ik op de achtergrond twee kruiers kibbelen, via hun radio, over een vrouw die hulp nodig had om haar trein te halen. De ene kruier was in dezelfde ruimte als ik, en verzocht dringend dat er direct iemand zou komen om deze vrouw op te halen. De andere kruier probeerde hem te vertellen dat hij al onderweg was, en verzocht hem op te houden met schreeuwen.

Ineens stapte de andere kruier die onderweg was om de vrouw naar de trein te helpen, de ruimte binnen. Om de een of andere reden zei ik tegen hem: “Ik heb uw hulp nodig.” Hij antwoordde dat hij direct terug zou komen. Ik zei hem dat ik geen tijd had om op zijn terugkomst te wachten. Hij draaide zich naar me om en zei: “Ik ben zo terug.” Hij ging vervolgens een achterkamer in en sprak met de kruier die tegen hem had geschreeuwd.

Een minuut later kwam hij terug, keek me onderzoekend aan en zei:”Bent u de persoon met de rode kampeerkist?”

Ik zei: “Ja, maar ze willen niet dat ik die meeneem, want hij is te zwaar.” Hij zei: “Je hebt wat je hebt. Laten we gaan”. Ik protesteerde: “De loketbeambte zei, dat de conducteur de kist  misschien niet op de trein zou toelaten omdat hij te zwaar is.” Hij keek me weer aan en zei: ”Je hebt wat je hebt. Laten we gaan.”

Hij nam me mee naar de plek waar we de kist hadden achtergelaten en zette hem op zijn bagagewagen. Daarna reed hij de vrouw die hulp nodig had, mijn zoon, de kampeerkist en mijzelf naar de trein. Hij reed regelrecht langs enkele andere passagiers die ook met de trein mee wilden. Hij stopte bij onze wagon, greep de kist, liep ermee langs de conducteur, zette hem op een veilige plaats en gaf toen de kaartjes aan de conducteur, die ze knipte en ons hartelijk welkom heette.

Terwijl mijn zoon zitplaatsen voor ons vond, gaf ik de kruier een hand, omhelsde hem en bedankte hem. Ik zei dat hij ons had gered. Hij glimlachte en reed weg. De trein vertrok een paar minuten later.

Nadat we een poosje stil waren geweest, draaide ik me naar mijn zoon toe en zei: “Ik denk dat God een engel heeft gestuurd om ons deze trein te laten halen.”

Even later vertelde mijn zoon me dat hij erg boos was geweest op de man achter het loket  omdat hij ons niet wilde helpen. Maar nu hij eenmaal in de trein zat, begreep hij dat hij de man moest vergeven. En dat deed hij.

Nadat de trein enige tijd onderweg was, besloot ik de laatste minuut op mijn mobieltje te gebruiken om mijn vrouw te bellen. Toen ik het nummer intikte, bleek dat ik geen enkele minuut meer over had. Ik kon mijn vrouw dus niet vertellen dat we op de trein zaten.

Ik zei tegen mezelf: ”Als God ons op deze trein heeft gezet, zal Hij ons ook van het station naar huis helpen (ongeveer 45 kilometer vanaf het station). Hij brengt ons de hele weg, zoals hij ook de Hebreeërs de hele weg heeft begeleid.” Gedurende de lange treinreis dankte ik God  voor Zijn goedheid en Zijn aanwezigheid in mijn leven.

En, hoe kon het anders! mijn vrouw kwam er net aanrijden toen wij al onze bagage naar de parkeerplaats voor het afhalen van passagiers hadden gezeuld. Ik had nog twee dollar op zak (mijn zoon had iets te eten gehad in de trein).

Ik weet nog steeds niet hoe de kruier wist dat we een rode kampeerkist hadden die op de trein naar Boston moest. Ik weet niet waarom de telefoon van mijn nicht niet overging. Ik weet niet waarom de telefoon in de telefooncel mijn kwartjes op at. Ik weet niet waarom de loketbeambte ons niet wilde helpen.

Maar ik weet wel dat God een actieve steun en hulp was op die reis – zoals Hij iedere dag is.


Ben Gladden woont in Framingham, Massachusetts met zijn vrouw en hun drie kinderen.

De missie van de Heraut

In 1903 stichtte Mary Baker Eddy De Christian Science Heraut, met het doel: “de universele werkzaamheid en beschikbaarheid van Waarheid te verkondigen” (My 353:14). De definitie van ‘heraut’ in een woordenboek: “voorloper – een boodschapper die vooruit is gestuurd om bekend te maken wat er gaat komen”, geeft een speciale betekenis aan de naam Heraut en wijst ons bovendien op onze plicht – de plicht van ieder van ons – om te zorgen dat onze Herauten hun taak vervullen, een taak die onafscheidelijk is van de Christus en werd aangekondigd door Jezus met de woorden: “Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen” (Markus 16:15).

Mary Sands Lee, Christian Science Sentinel, July 7, 1956

Lees meer over de Heraut en zijn missie.