Klagen, mopperen en kniezen zijn vervelende gewoontes. Daar kunnen we het allemaal wel over eens zijn. En toch kunnen we het af en toe niet laten. Een zucht geeft lucht aan een hart vol smart. We hopen door het uiten van onze klachten sympathie te vinden, maar het tegendeel is doorgaans waar. Iedereen is zelf al overbelast met problemen in zijn eigen leven en kan er geen kniesoor bij hebben die ach en wee roept. Wat een beeld van de samenleving! Kunnen we een beter beeld vinden?
“Waar waart gij”, vraagt God aan Job, “toen ik de aarde grondde? Toen de morgensterren te zamen vrolijk zongen, en al de kinderen Gods juichten?” (Job 38:4, 7). Dat is een indringende vraag die we onszelf kunnen stellen. Waar waren wij toen? Waar zijn wij nu? En het antwoord is niet minder indringend. Wij waren, zijn en zullen altijd blijven in Gods bewustzijn, waar de mens geestelijk geschapen is.
De dag ziet er anders uit als we ons op dit geestelijke feit concentreren en met overtuiging de ontvouwing van het goede verwachten. God is de enige macht. Als we Zijn macht erkennen, accepteren en toelaten ons leven te leiden, hebben we alle reden om ieder moment gelukkig te zijn, ongeacht de omstandigheden. De situatie die ons wanhopig maakt of verbittert, de personen die ons dwarsbomen of onjuist behandelen, ons lichaam dat ziekte, zwakte of ouderdomsverschijnselen vertoont, zullen zich aanpassen bij het begrijpen dat alleen het goede in het leven macht heeft. De morgensterren zingen nog steeds, en al de kinderen Gods juichen op dit moment.
Hoe gebruiken we dit geestelijke feit vandaag nog? Om te beginnen, laten we niet klagen, maar erkennen dat we de volmaakte, geestelijke idee van Gods schepping zijn, tevreden en dankbaar. Dit besef maakt ons vreugdevol en voldaan, zachtmoedig en mild tegenover onze medemens. We stralen vreugde uit in plaats van met een lang gezicht rond te lopen. Als het even wil, zullen we zelfs lopen te juichen en te zingen. Dit is een zekere manier om van het goddelijk licht te getuigen dat op ons pad schijnt.
We hoeven alleen maar naar de werken van Christus Jezus te kijken om te zien wat zijn geestelijk inzicht in de volmaakte mens tot gevolg had: doofstommen gingen spreken, kreupelen werden beter, verlamden gingen lopen, blinden konden weer zien (zie Matth.15:30, 31).
Mary Baker Eddy schreef in Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift:: “God was voldaan over Zijn werk. Hoe had Hij anders kunnen zijn, daar de geestelijke schepping het uitvloeisel, de uitstroming, was van Zijn oneindige algenoegzaamheid en onsterfelijke wijsheid?” (blz. 519). Die algenoegzaamheid kunnen we allemaal ervaren als we begrijpen dat wij Gods werk zijn.
En op de vraag: “Hoe gaat het ermee vandaag?” kunnen we met overtuiging en een brede glimlach antwoorden: “Heel goed, bedankt.”