Is er een hel? Gaan zij die niet in de leer van Jezus geloven naar de hel? Zo ja, geldt dit dan ook voor allen die een ander geloof aanhangen dan het christelijke of ongelovig zijn, of voor degenen die veel goed doen maar nooit zelfs maar de kans hebben gehad met het christendom in aanraking te komen?
Zulke eeuwenoude vragen zijn opnieuw aan de orde gesteld. Een van de redenen hiervoor is Love Wins: A Book About Heaven, Hell, and the Fate of Every Person Who Ever Lived. (Liefde wint: Een boek over hemel en aarde, en het lot van ieder mens die ooit geleefd heeft). Het is niet teveel gezegd dat dit onlangs uitgekomen boek van Rob Bell, een evangelische dominee uit Michigan, een groot deel van de christelijke wereld heeft geschokt door de veronderstelling dat “ieder mens die ooit geleefd heeft” deel zou kunnen hebben aan Jezus’ verlossing en een plaats in de hemel zou kunnen krijgen.
Velen schrikken terug voor het idee dat een rotsvaste grondstelling van de christelijke historie aan het afbrokkelen zou zijn. Voor sommigen heeft alleen al het ter discussie stellen van zo’n dogmatische hoeksteen – de noodzakelijkheid van de hel als de ultieme rem voor menselijk zondigen – geleid tot een vertrouwenscrisis, en een ware kettingbotsing veroorzaakt op de hoofdweg van het geloofsleven. Als er geen hel is, wat is dan het motief om goed te doen en weerstand te bieden aan het kwaad? Als iedereen naar de hemel gaat, wat was dan het punt van Jezus’ missie? Waar is, zonder laatste oordeel, de scheidingslijn tussen goed en kwaad? Waarom zouden we de kerk zelfs nodig hebben?
Degenen die bekend zijn met Christian Science literatuur, hebben wellicht een idee van wat Christian Science over dit onderwerp te zeggen heeft. Het is uiteraard niet mogelijk om op één bladzijde in te gaan op alle geschilpunten en vragen hierover, maar we willen duidelijk maken dat er bevredigende antwoorden zijn, gebaseerd op de observatie van Mary Baker Eddy, die de goddelijke Wetenschap ontdekte door haar studie van de Bijbel en de leer van Jezus. Zij schrijft: “De goddelijke Wetenschap van de mens is tot één samenhangend weefsel geweven, zonder naad of scheur.” De zin die erop volgt is belangrijk: “Louter bespiegeling of bijgeloof kan zich geen enkel deel van het goddelijk kleed toeëigenen, maar bezieling herstelt elk deel van het Christusgewaad der gerechtigheid” (Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift, blz. 242). Het duistere onderwerp hel is in deze tijd niet populair, maar het begrijpen van het belang van dit theologische concept, mits het voortkomt uit goddelijke inspiratie, kan de mensheid alleen maar ten goede komen.
Christian Science leert beslist niet dat de hel een plaats is waarheen de mensen die tekortschieten ten opzichte van God, verbannen worden. Eeuwige vervloeking en de veronderstelling dat er slechts enkelen naar de hemel gaan, zijn onverdedigbare leerstellingen. Tegelijkertijd ontkende Eddy niet het bestaan van de hel als een toestand van het sterfelijk denken – die op enig moment in ieders leven werkelijk en onoverkoombaar lijkt te zijn. Zij definiëert hel als: “sterfelijk geloof; dwaling; wellust; wroeging; haat; wraakzucht; zonde; ziekte; dood; lijden en zelfvernietiging; zelfopgelegde foltering; de gevolgen van zonde; wat ‘gruwelijkheid doet en leugen spreekt’ ” (blz. 588). Er is in wezen voor niemand een manier om zich te onttrekken aan de eis om het bewijs te leveren – individueel en in samenzijn met God – dat deze gruwels voor God geen werkelijkheid vormen, en dat het daarom niet mogelijk is dat een van ons, Zijn zeer geliefde kinderen, er aan onderworpen kan zijn. Zulk individueel bewijs, of demonstratie, kenmerkt de volle omvang van wat het betekent om de hemel te veroveren, en niemand wordt hiervan vrijgesteld. Het illustreert de opdracht van Paulus: “Blijf u inspannen voor uw redding, en doe dat in diep ontzag voor God” (Filipp. 2:12 NBV).
Merk op, dat het woord zelf twee keer voorkomt in bovenstaand citaat. Wat daar als hel wordt aangeduid, houdt een misverstand in over onze identiteit – de sterfelijke, materiële identiteit die besproken wordt in Genesis vanaf het tweede hoofdstuk, waarin Adam en Eva zondigden en uit het paradijs verbannen werden. Maar “de goddelijke Wetenschap van de mens” rekent af met de vraag of de hel een werkelijkheid is door ons attent te maken op de volmaakte waarheid van onze geestelijke identiteit, voor eeuwig geschapen naar Gods beeld en gelijkenis met het doel om Hem te verheerlijken. Deze perfecte schepping wordt beschreven in de eerste zesendertig verzen van Genesis. Volgens een andere opdracht, die aan Paulus toegeschreven wordt, vermijd je de hel als je: ”de oude mens en zijn leefwijze afgelegd hebt. En de nieuwe mens hebt aangetrokken, die steeds vernieuwd wordt naar het beeld van zijn schepper en zo tot inzicht komt” (Kol. 3: 9,10 NBV).
Zij die geneigd zijn te denken dat Jezus een letterlijke boodschap over het laatste oordeel en verdoemenis predikte, kunnen het totaal van zijn leer en zijn ongeëvenaarde werken in ogenschouw nemen: vernieuwing, bevrijding, mededogen, geduld, zachtmoedigheid, genezing, onvoorwaardelijke liefde. Het is een feit dat Johannes de Doper verklaarde dat Jezus de tarwe zou verzamelen en het onkruid “met onuitblusselijk vuur verbranden”; dit is het effect dat waarheid heeft op de dwaling. Jezus zelf sprak over de duivel als “hem die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel” (Matth. 10:28). Maar Jezus zei ook dat de poorten der hel de rotsvaste waarheid en liefde van zijn leer niet kunnen overweldigen (zie Matth. 16:18).
Het betwijfelen van de hel als door God ingesteld, is een gezond teken dat de Christus – Gods boodschap van liefde aan Zijn schepping – in het collectieve denken doordringt en de mensheid in toenemende mate doet begrijpen dat hun leven voor altijd onder het bestuur van de goddelijke Geest is. Deze vooruitgang gaat steeds door en is niet te stoppen. In feite leidt zij ons, ons allemaal, naar de hemel.