Het kan soms heel verleidelijk zijn om andere mensen te beoordelen. Bewust of onbewust plakken velen van ons anderen een of ander etiket op. Maar het ergste van alles is dat we op den duur onszelf zouden kunnen gaan etiketteren. Het tegenovergestelde van oordelen is, denk ik, authenticiteit. Als we onszelf of anderen labelen of beoordelen, werken wij niet vanuit authenticiteit, echtheid – evenmin zien wij de werkelijke aard van een persoon.
Gedurende mijn kindertijd en tot mijn tweede jaar middelbare school loog ik over bijna alles. Soms loog ik, zonder er zelf erg in te hebben, over wat ik gedaan had, waar ik was geweest, of zelfs over de dingen die ik ging doen. Het begon met “onschuldige” leugentjes. Mijn moeder vroeg of ik mijn huiswerk gedaan had, en ik zei ja, terwijl dat helemaal niet waar was. Dat begon toen een spelletje voor me te worden: een wedstrijd tussen mijn talent voor liegen en mijn moeders bekwaamheid om de waarheid te onderscheiden. Ik verzon smoesjes en probeerde haar vragen te omzeilen.
Als mijn moeder het gevoel had dat ik niet eerlijk was, zei ze altijd dat God, Waarheid, aan het licht zou brengen wat er werkelijk aan de hand was. (Mijn moeder en anderen hadden wel enig idee van wat er aan de hand was.) Toen begonnen de leugens te voelen als partij in een wedstrijd met God, Waarheid zelf. In periodes dat ik niet mocht e-mailen, bellen of met mijn vriendje rondhangen, probeerde ik een manier te vinden om toch mijn computer te gebruiken voor huiswerk en zodoende met hem te kunnen MSN-nen.
Na een paar jaar op deze manier bezig te zijn geweest – en vele maanden huisarrest als ik werd betrapt – won mijn neiging tot liegen het. Ik voorzag mijzelf van het etiket “leugenaar”. Ik constateerde dat ik voortdurend leugens vertelde en dat ik problemen waar ik mee te maken had en dingen die ik deed, probeerde te verbergen (zoals manieren proberen te vinden om met mensen te kunnen praten waarmee ik niet mocht praten als ik verbod had om e-mail, Facebook en de telefoon te gebruiken).
Op ander gebied paste ik nog steeds Christian Science toe. Maar zelfs als ik over andere kwesties bad met een Christian Science practitioner, vertelde ik mijn ware gevoelens niet, en hield ik helpende informatie achter zelfs wanneer ik de steun van gebed goed had kunnen gebruiken.
Natuurlijk had ik niet altijd succes – er waren altijd wel dingen waar ik niet mee wegkwam, waar ik huisarrest voor kreeg. Maar ik had het gevoel dat het “leugenaar”-etiket aan me vastzat. De smoesjes veranderden nooit, er vertrok nooit een spier in mijn gezicht, en de waarheid kwam vaak niet boven tafel.
Toen, op een dag dat ik de Christian Science bijbelles las, kwam ik bij een passage waar mijn moeder me al vaak op had gewezen, maar waar ik nooit iets mee gedaan had. Ik kende de woorden, maar zij hadden mijn gedachten, mijn handelingen, mijn gedrag of mijn gewoonten niet veranderd. Dit was de passage uit Wetenschap en Gezondheid: “. . . als de zondaar doorgaat met bidden en berouw hebben, met zondigen en spijt hebben, heeft hij weinig deel aan de verzoening – aan het één-zijn met God – want hem ontbreekt het daadwerkelijk berouw, dat het hart hervormt en de mens in staat stelt de wil van wijsheid te doen” (blz.19).
Toen ik de passage deze keer las, ging er een licht op in mijn gedachten en ik realiseerde me eindelijk dat God mij nooit een leugenaar gemaakt had. Ik was geen liegende sterveling. Nadat ik van liegen een wedstrijd had gemaakt tussen mij, mijn moeder en zelfs God, was ik gaan denken dat liegen werkelijk een onderdeel van me was. Maar dankzij veel gebed en steun van mijn ouders en een practitioner, ontdekte ik die dag – in een onderonsje tussen God en mij – dat ik in werkelijkheid een eerlijk kind van God, de weerspiegeling van Waarheid, was en ben. Op dat moment was ik in staat mijn standpunt in te nemen, omdat ik zag dat ik eerlijk en waarheidsgetrouw was.
Ik bood mijn moeder mijn verontschuldigingen aan en beloofde voortaan eerlijk te zijn. Ik had het gevoel dat ik het leugen-etiket van “de stopfles” van mijn gedachten had afgetrokken, en dat het glas eronder helder was. Nadat ik het label had verwijderd, kon ik niet alleen mijzelf beter zien, maar ik werd ook transparanter voor mijn omgeving. Ik hoefde me niet langer zorgen te maken over betrapt worden, of goed na te denken over wat ik tegen mijn ouders moest zeggen (zodat mijn verhaaltjes niet met elkaar in conflict zouden komen).
Wat zo cool was aan deze bewustwording, was dat ik het gevoel dat ik moest liegen gewoon was kwijtgeraakt. Ik werd gehoorzamer. Het was niet langer een kwestie van òf de waarheid zeggen òf liegen, want er was geen reden om te liegen! Als mijn ouders mij vroegen om bepaalde dingen niet te doen, deed ik ze niet. Als ik huisarrest had (wat nog maar zelden voorkwam), probeerde ik geen achterdeurtjes te vinden voor wat ik niet kon doen. Ik werd ontvankelijker voor Gods leiding en meer bereid om Zijn plan te volgen.
We kunnen vaak het gevoel hebben dat we volgeplakt met etiketten zitten. Maar door gebed heb ik geleerd dat etiketten voor stopflessen zijn en niet voor mij. Onze etiketten kunnen worden verwijderd. Het kan nodig zijn dat we nog moeten werken aan de lijmresten die zijn achtergebleven, als het etiket er wat langer heeft gezeten, maar langzaam en zeker zullen we, 360 graden rond, helder kunnen zien.