Het is van diepe betekenis dat Mary Baker Eddy in haar boek Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift, het hoofdstuk getiteld “De Toepassing van Christian Science” opent met het verhaal van Maria Magdalena, zoals dat verteld wordt in het zevende hoofdstuk van het evangelie van Lukas. Zij gaat uitvoerig in op de genezende zending van de Christus. Zij vraagt Christian Scientisten vervolgens om de overwegingen waardoor de twee personen (Simon en Magdalena) in dit aangrijpende verhaal worden geleid, met elkaar te vergelijken, en daarna te beslissen of hun eigen motieven bij hun individuele benadering van Waarheid, gelijk zijn aan die van de Farizeeër of aan die van Magdalena.
Bij het overdenken van het geestelijk belang van deze vraag, realiseert men zich, dat Jezus diezelfde vraag aan Simon voorlegde. En het antwoord werd duidelijk gemaakt in Jezus’ indringende analyse van de mentaliteit, die overeenkwam met een karig welkom dat hem was bereid in Simons huis.
“Ik ben in uw huis gekomen,” zei de Meester, zich richtend tot onuitgesproken vragen in de gedachten van zijn gastheer. Toen wees hij met geestelijk inzicht op drie eigenschappen die Simon niet getoond had, maar die wel nodig zijn om de aanwezigheid van de Christus te verwelkomen. “Water hebt gij niet voor mijn voeten gegeven,” vervolgde Jezus. De doop van berouw had niet plaatsgevonden en er was in de gedachten van Simon geen plaats waar de Christus kon rusten. Er was geen begin gemaakt met reiniging, dát loslaten van de stoffelijke zin en het stoffelijk zelf, dat plaats bereidt voor de hemelse bezoeker.
In haar artikel “Pond and Purpose” in Miscellaneous Writings, toont Eddy duidelijk aan dat de doop van berouw vooraf moet gaan aan elke voorwaartse stap naar een duidelijker begrijpen van de Christus, de geestelijke natuur van de mens als de uitdrukking van God. In de mate waarin deze doop plaatsvindt in ons bewustzijn, worden onze motieven en doelstellingen gereinigd en wordt er plaats gemaakt voor de genezende aanwezigheid van de Christus, die verlost en redt.
“Gij hebt mij geen kus gegeven.” De liefdevolle begroeting en blijde herkenning ontbrak dus. En het is liefde voor de Christus die berouw bevordert en de weg voor ons opent om het ware wezen van de mens als de zoon van God te begrijpen. Liefde voor God en Zijn Christus nemen toe in onze gedachten door onzelfzuchtige en reine genegenheid tot uitdrukking te brengen. Als deze liefde aan kracht wint, getuigt zij steeds meer van de aard van God, de goddelijke Liefde, de Liefde die alleen lieflijkheid ziet en onmiddellijk genezing brengt.
“Met olie hebt gij mijn hoofd niet gezalfd”, krijgt extra betekenis in het licht van de definitie van “olie” als “wijding; naastenliefde; zachtheid; gebed; hemelse bezieling” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 592). Deze geestelijke eigenschappen heffen het menselijk bewustzijn op naar het niveau van de gezalfde, waar zonde en het daaruit voortkomend lijden worden uitgewist met vergeving, en waar het geboorterecht van de heerschappij van de mens zich manifesteerd.
Hoe vaak zou niet bij het verlangen naar geestelijke genezing, de weg verkort worden als deze drie essentiële stappen, zo helder door de Meester duidelijk gemaakt en overal in de geschriften van Eddy herhaald, oprecht en biddend werden genomen. Soms sluiten wij in ons grote verlangen naar fysieke verlichting de genezende Christus buiten doordat wij falen de ontvankelijke eigenschappen, als ootmoedigheid, genegenheid, zachtheid en dankbaarheid, tot uitdrukking te brengen. Deze eigenschappen in het hart van Magdalena bevrijdden haar van veel dat niet wenselijk was. Zij had veel lief. En hierdoor maakte zij ruimte voor de ontvouwing van haar ware zelfheid, die haar uiteindelijk in staat stelde de eerste te zijn om de Meester te zien na zijn opstanding.
Wanneer wij deze geestelijke voorbereiding blijmoedig ondernemen, zal dit ons niet alleen helpen de deur van het menselijk bewustzijn te openen opdat de Christus kan binnenkomen, maar het zal ons ook blijven leiden op het pad dat voor ons ligt en het stralend verlichten.
De liefdevolle verklaring: “Zie, ik sta aan de deur, en ik klop; indien iemand mijn stem zal horen, en de deur opendoen, ik zal tot hem inkomen, en ik zal met hem avondmaal houden, en hij met mij” (Openbaring 3:20), geldt nog steeds. Eddy herhaalt deze oproep in de volgende woorden: “Een verhevener en praktischer Christendom, dat de bewijzen van gerechtigheid geeft en voorziet in al wat stervelingen bij ziekte en gezondheid nodig hebben, staat aan de poort van onze tijd en klopt om binnengelaten te worden” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 224).
Het is aan ons om te beslissen of we de deur voor de Christus, Waarheid, zullen openen of sluiten. Dezelfde ernstige vraag die onze motieven en de kwaliteit van onze liefde onderzoekt, is vandaag even dringend als toen het juiste antwoord zo duidelijk werd gegeven door onze Meester toen hij te gast was in het huis van Simon.