Mijn oma en ik liepen in het bos. We deden een soort hardloopwedstrijd. Zij liet me zien hoe hard zij kon lopen en dan liet ik haar zien hoe hard ik kon lopen. Toen ik voor haar uitholde hoorde ik haar niet roepen dat ik moest stoppen.
Ik zag (of hoorde) de bij niet die door het bos zoemde en ik rende er recht tegenaan. Hij stak me in mijn hand en ik moest huilen. Oma zag me tegen de bij botsen en ze vertelde me hoeveel God van me houdt. Voor mij betekent dit, dat God niet wil dat ik me zal bezeren en ervoor zorgt dat het niet gebeurt.
Toen ik naar oma luisterde hoefde ik niet meer te huilen. Mijn oma was aan het bidden. Bidden betekent praten met God en luisteren naar God om te helpen dat iemand zich beter voelt. Ze vertelde me over God en hoe ik Gods liefde kon voelen. We liepen naar huis en mijn hand deed geen pijn meer.
Ik was niet boos op de bij omdat ik wist dat hij me geen pijn had willen doen. Op de zondagsschool heb ik geleerd dat God Geest is. En ik heb geleerd dat God alles goed en volmaakt heeft gemaakt – niet schadelijk.
De bijensteek was ’s middags helemaal weg.
Mijn favoriete namen voor God zijn de zeven synoniemen, zoals Geest, Liefde en Leven. Die maken me gelukkig.