Het voorbeeld van Christus Jezus te volgen en onzelfzuchtig lief te hebben, zijn de belangrijkste leidraden voor de christelijke praktijk en genezing. Mary Baker Eddy gebruikt veel termen om haar volgelingen het belang hiervan op het hart te drukken. Op de eerste bladzijde van Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift, verwijst zij in dit verband naar “ontzelfde liefde.” En zij voegt hier op dezelfde bladzijde “zelfovergave” aan toe als deel van “Gods genaderijke middelen om alles te volbrengen wat er ooit met goed gevolg voor de verchristelijking en de gezondheid van de mensheid is gedaan.”
Verderop in Wetenschap en Gezondheid verklaart zij: “Alles wat de gedachten van de mens in het spoor van onzelfzuchtige liefde houdt, ontvangt rechtstreeks de goddelijke macht” (blz. 192). In de Kerkhandleiding geeft zij de leden van De Moederkerk de opdracht om te handelen vanuit onzelfzuchtige beweegredenen: “Noch vijandschap noch louter persoonlijke gehechtheid mag de drijfveer zijn voor de beweegredenen en handelingen van de leden van De Moederkerk. In de Wetenschap bestuurt alleen de goddelijke Liefde de mens, en een Christian Scientist weerspiegelt de tedere lieflijkheid van Liefde in het berispen van zonde, in ware broederlijkheid, barmhartigheid en vergevensgezindheid” (blz. 40).
Toen ik in gebed nadacht hoe ik Christian Science kan toepassen voor de gehele mensheid, vond ik hiervoor duidelijke aanwijzingen in drie bijbelverhalen. Het eerste verhaal speelt in de tijd toen Jezus in Kapérnaüm was (zie Markus 2:1-12). Hij trok onmiddellijk zoveel publiek aan, dat de mensen zich verdrongen in het huis waar hij zich bevond. Vier mannen die een verlamde man op een draagbed naar het huis droegen om genezen te worden, konden niet voorbij de menigte komen. Dus klommen zij op het dak en “dat opgebroken hebbende, lieten ze het beddeke neer, waar de verlamde op lag.” Jezus zag hun geloof en zei tot de verlamde man: “Zoon, uw zonden zijn u vergeven,” en hij genas hem.
Ik bewonder dat onwankelbaar geloof van deze personen die zo toegewijd de man naar Christus Jezus droegen. Het laat me zien hoe belangrijk het is dat wij de genezende waarheid erkennen voor onszelf en anderen, ook al bidden wij niet speciaal voor anderen tenzij het ons wordt gevraagd.
Dit voorval toont ons ook de noodzaak van de dagelijkse discipline om te bidden voor onszelf en de wereld. In Neen en Ja laat Mary Baker Eddy ons weten: ”Waar gebed is niet God om liefde vragen; het is leren lief te hebben en de ganse mensheid in één genegenheid te omvatten. Gebed is het benutten van de liefde, waarmee Hij ons liefheeft. Gebed verwekt een levendig verlangen om goed te zijn en goed te doen” (blz. 39).
Voor mij schakelt zulk gebed het concept “ons” en “hun” uit. Christelijkheid in praktijk brengen vereist dat we wegkijken van de stof als onze bron van informatie en dagelijks bidden opdat God, het oneindig Gemoed, ons leidt tot het begrijpen van wat werkelijk is – en hoe onszelf en anderen in Gods liefde te omvatten.
De apostel Paulus leerde op God te vertrouwen om hem het juiste beeld van de mens te geven. Hij schreef: “Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus” (Galaten 3:28 NBV). Tegenwoordig zou men zeggen dat de mens niet verdeeld is in categorieën. Dit helpt ons te zien dat we niet gescheiden zijn door godsdienst, nationaliteit, politieke perspectieven, of methoden van genezing. We respecteren de rechten van iedereen om in zulke aangelegenheden hun eigen keuze te maken. Tegelijkertijd weten we dat er maar één schepper is en één schepping, en dat allen innig verbonden het Gemoed uitdrukken dat God is.
Het tweede verhaal gaat over de goede Samaritaan (zie Lukas 10: 30-37). Het geeft ons een levendig voorbeeld hoe wij de christelijke liefde vol medeleven in praktijk kunnen brengen. Een priester en een Leviet passeerden een gewonde man en beiden trokken zich niets aan van de situatie. De Leviet kwam wel even een stapje dichterbij om naar hem te kijken, maar deed verder niets om hem te helpen. De man was achtergelaten om te sterven, maar de Samaritaan – nogwel een buitenlander en een vreemdeling – stopt om hem te helpen en te verzorgen. Niet alleen verbindt hij zijn wonden, maar hij brengt hem ook naar een herberg en laat geld achter voor verdere zorg. Met dit verhaal over de onzelfzuchtige liefde van de Samaritaan, geeft de Bijbel ons een sterk voorbeeld van praktische zorg en genezing: eenvoudig en geheel en al uit liefde.
Toen ik me in deze geschiedenis verdiepte, besefte ik hoe vaak ik als ik over een trieste situatie hoorde, had gereageerd in de trant van: “Jammer dat zij geen Christian Scientist is,” of: “Ik wilde dat hij Gods macht begreep.” Of ik zette het verhaal van me af met de gedachte dat ik de persoon niet kende en er toch niets was wat ik eraan kon doen.
Ik realiseerde me dat er slechts één altijd-tegenwoordig, almachtig Gemoed is, en dat niemand zich in werkelijkheid ooit buiten het ene bewustzijn, God, bevindt. Deze feiten kan ik voor iedereen weten wiens “verhaal” op mijn weg komt. Ik kan ervan overtuigd zijn dat Gods zorg en macht op dat moment en op die plaats aanwezig zijn. Ik kan inzien dat niemand ooit buiten Gods koninkrijk en bestuur is. Dit is de werkelijkheid of ik nu getuige ben van een situatie die genezing behoeft, of het lees in de krant, of hoor op het nieuws. God bestuurt, en ik kan bidden om dat te begrijpen.
Het derde verhaal staat in Markus. We lezen dat een overste van de synagoge Jezus vraagt naar zijn huis te komen om zijn dochtertje te genezen (zie 5:22-24, 35-43 HSV). Tegen de tijd dat Jezus bij het huis van het kind aankomt, is het meisje overleden. Jezus verzekert allen die bij het kind zijn: “Waarom maakt u misbaar en huilt u? Het kind is niet gestorven, maar het slaapt. Zij lachten hem echter uit, maar hij stuurde hen allen weg, nam de vader en de moeder van het kind en hen die bij hem waren, mee en ging het vertrek binnen waar het kind lag.” Toen wekte hij het kind op uit de dood.
Dit verhaal dient altijd weer als een geheugensteuntje hoe belangrijk het is alle negatieve gedachten, twijfels of schamper gelach over de waarheid dat God, Leven, het enig werkelijke bestaan is, de toegang te ontzeggen. De geestelijke kracht van ons denken die elke situatie omvat, betekent dat wij het stoffelijk beeld uit onze gedachten kunnen verwijderen en de totale aanvaarding van de ware, geestelijke mens accepteren.
Wij hoeven niet eerst als practitioner verzocht te worden onze naaste te omvatten in het begrijpen dat niemand uitgesloten is van Gods goedheid; het is te allen tijde juist om voor onszelf te bevestigen wat in een situatie de geestelijke waarheid is. Het is niet genoeg om alleen maar “goede gedachten” te hebben. De stof, ongeacht de vorm die het aanneemt, heeft niet de mogelijkheid om de mens schade toe te brengen of te beïnvloeden. Als we de suggestie van ziekte en van bekrompen opvattingen verbannen – alles dat ons wil wijsmaken dat er een macht is buiten God, beginnen we “de ganse mensheid in één genegenheid [te] omvatten.” Op deze wijze weerspiegelen wij de genezende macht van de goddelijke Liefde.