Skip to main content Skip to search Skip to header Skip to footer

Mijn kribbe staat klaar

De Christian Science Heraut - 1 december 2010

Christian Science Sentinel, 12.17.2007


Voor veel families reikt de vreugde van de kersttijd verder dan de warmte en gezelligheid van het samenzijn met geliefden en bekenden.

Mijn broers, zusters en ik groeiden op in Christian Science, en geïnspireerd door mijn moeder, voelden wij een goddelijke invloed in het kerstseizoen, een tastbare aanwezigheid van Liefde, of God. Voor ons was het de belofte van geestelijke genezing  – de ware zending van de Christus – die ons samenzijn een diepe betekenis gaf, meer dan de viering van de geboorte van Jezus.

Spoedig nadat ik getrouwd was en verhuisd naar de stad, verweg van huis, moest ik echter nieuwe liefde en vreugde voor Kerstmis vinden. Op een ochtend toen ik me erg ongelukkig voelde, kwam de gedachte in me op dat een stukje rijden, zelfs al was het door de stad, me zou opbeuren. Terwijl ik rondreed, vroeg ik God om een antwoord dat de leegte in me zou vullen. Ik wist dat Zijn liefde constant was, maar ik was zo treurig. Ik stopte aan de kant van de weg, en zei: “Vader, wat moet ik toch begrijpen? Ik verlang zo ontzettend naar mijn familie.”

Bijna meteen, alsof er een stem tegen me sprak, kwam dit antwoord – maak je kribbe gereed. En ik dacht: “Word ik in de maling genomen? Mijn kribbe gereedmaken?!”

Doorgaans word ik ontroerd door Gods boodschappen en ben er heel blij mee, maar deze keer twijfelde ik eraan of dit idee wel het antwoord was dat ik nodig had.  Dus zette ik het uit mijn gedachten. Maar het kwam keer op keer terug. Maak je kribbe gereed.

Ik was opgegroeid tussen schuren en kribben – of voerbakken – dus ik kon me  levendig voorstellen hoe Jezus geboren was in een stal, en een kribbe als wiegje had. Ik had het altijd als een wonder beschouwd dat de baby Jezus in zo’n simpele houten kist had gelegen die ik dagelijks zag, gevuld met voer voor de dieren. En in een veestal! Het beeld van een kribbe had dus een speciale betekenis voor mij vanaf mijn vroege jeugd.

En in Christian Science had ik geleerd de genezende Christus te zien als Gods idee, aanwezig voor al Zijn kinderen. Ik had genezingen gehad door te begrijpen dat God ieder van ons al had gegeven wat we nodig hebben. Ook had ik begrepen dat niemand ooit buiten Zijn zorg en voorziening staat.

Evengoed, toen ik die ochtend in de stad uit de auto stapte en een snackbar inging, wenste ik dat die kribbe-boodschap zou verdwijnen. Maar hij ging niet weg. Het feit was dat hij bleef terugkomen. De kribbe, realiseerde ik me toen, betekende meer dan een voerbak, zelfs meer dan een plaats lang geleden voor het Christuskind. Geleidelijk begon ik in te zien dat mijn eigen bewustzijn – mijn denken –  een soort kribbe was om de ideeën van God in te bewaren. En toen en daar, in de snackbar, omgaf me een intens gevoel dat ik getroost werd. Op hetzelfde moment begreep ik dat ik mijn kribbe niet kon vullen met treurigheid, omdat God me al gevuld had met vrede en liefde.

De boodschap leek te zeggen: “Stel je open om gevuld te worden met alles wat God je geeft.” Terwijl ik op deze manier redeneerde, begon er vrede in me neer te dalen. Toen zag ik een eenzame tiener zitten in een hoekje van de snackbar. Hij zag er zo jong, vermoeid, koud en hongerig uit. Ik vroeg hem of hij wat wilde eten. Al gauw kwam hij bij me zitten. Hij heette Michael, en hij vertelde me van moeilijkheden thuis met zijn stiefvader, het verlies van zijn broer, en narigheid op school. Hij was treurig en bang. Af en toe noemde hij zelfdoding als een antwoord op zijn problemen. Hij dacht ondermeer niet te voldoen aan de verwachtingen van zijn familie ten opzichte van zijn manlijkheid. Soms leek het alsof hij door emoties overweldigd werd.

Het was me duidelijk dat God ons beiden omarmde. Onze conversatie was niet van dien aard dat ik probeerde menselijke antwoorden te vinden voor deze jongen. Menselijke redenatie had mij immers zelf ook niet geholpen om over mijn treurigheid heen te komen, en ik wist dat deze ook hem geen blijvende troost zou bieden. Het was bovendien niet mijn taak troost te verlenen, omdat God, Liefde zelf, aanwezig was voor hem en mij.

Toen ik de verantwoordelijkheid voor Michaels geluk losliet, voelde ik me ertoe bewogen hem te vertellen dat we beiden ieder detail van ons leven aan God konden toevertrouwen. En zoals ik net ervaren had dat Gods liefde mij aanraakte, zo zag ik nu dat er een verandering in Michael plaatsvond. Hij leek het te vatten toen ik hem vertelde dat zijn Vader-Moeder God hem echt liefhad. Het was duidelijk dat dit geestelijke feit op ons beiden sloeg. Ik zie nog steeds voor me hoe de uitdrukking op Michaels gezicht zachter werd, hoe hij zich ontspande en een diepe ademteug nam. We spraken erover hoe zijn geestelijke identiteit en manlijkheid als Gods kind, hem kracht verleenden en hem nooit in de steek zouden laten.

Zoals eeuwen geleden de gebeurtenis van Jezus in de kribbe de uitstraling van goddelijke Liefde voor alle mensen vertegenwoordigde, zo voelden Michael en ik nu in de snackbar die genezende kracht van Liefde. Mijn mentale duisternis was opgeklaard. Ik was gevuld met vreugde en voelde opeens dat ik thuis was en kon rekenen op Gods liefdevolle gaven voor Michael en mij. Ik was er getuige van dat mijn gebeden beantwoord werden, en ik wist zeker dat niemand ooit buitengesloten was van Gods liefde.

Michael en ik praatten wel twee uur samen, maar het leken slechts minuten. Uit zijn reacties kon ik opmaken dat hij ontvankelijk was om meer van me te horen over zijn geestelijke aard als Gods zoon. Het was een lieflijk en machtig moment.

Toen ik aanbood hem naar huis te rijden, vroeg hij of ik eerst zijn moeder wilde bellen, om er zeker van te zijn dat zijn ouders hem wel terug wilden hebben. Toen ik zijn moeder aan de telefoon kreeg, huilde ze en zei: “Hij is tien dagen zoekgeweest. Breng hem alsjeblieft thuis.” Michael had me niet verteld dat hij van huis was weggelopen en op straat had geleefd.

Toen we bij zijn huis aankwamen, renden zijn moeder, stiefvader en zuster ons tegemoet om hem met open armen te begroeten. Zijn moeder nodigde me uit binnen te komen – er werd zoveel vreugde en liefde getoond. Ik vertelde haar over het gesprek dat we hadden gehad over Gods liefde voor ons allemaal. En Michael vertelde zijn ouders zelfs dat hij nu meer begreep over zijn geestelijk manzijn, en dat hij niet meer zo bevreesd was.

Nog vele Kerstmissen daarna ontvingen mijn man en ik een kaart van hem om ons  op de hoogte te houden van zijn bezigheden, en te zeggen hoe gelukkig hij was.

Dit voorval vond jaren geleden plaats. Het was een ervaring die mijn leven veranderde. Ik werd erdoor aangespoord mijn begrip van familie uit te breiden door vrijwilligerswerk te doen in onze leefgemeenschap, en de goddelijke invloed te erkennen bij alles wat ik deed. En ik kan de zegeningen en genezingen niet tellen die mij ten deel gevallen zijn toen ik dagelijks mijn kribbe bleef klaarzetten voor de Christus-idee.

De missie van de Heraut

In 1903 stichtte Mary Baker Eddy De Christian Science Heraut, met het doel: “de universele werkzaamheid en beschikbaarheid van Waarheid te verkondigen” (My 353:14). De definitie van ‘heraut’ in een woordenboek: “voorloper – een boodschapper die vooruit is gestuurd om bekend te maken wat er gaat komen”, geeft een speciale betekenis aan de naam Heraut en wijst ons bovendien op onze plicht – de plicht van ieder van ons – om te zorgen dat onze Herauten hun taak vervullen, een taak die onafscheidelijk is van de Christus en werd aangekondigd door Jezus met de woorden: “Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen” (Markus 16:15).

Mary Sands Lee, Christian Science Sentinel, July 7, 1956

Lees meer over de Heraut en zijn missie.