Een paar jaar geleden, tijdens de kersttijd, waren mijn handen erg droog en gekloofd. Hoewel ik er geen pijn of last van had, was het niet makkelijk de toestand uit mijn gedachten te zetten omdat sommige mensen er opmerkingen over maakten. Ik had er crème op gedaan, maar dat bleek niet te helpen dus hield ik ermee op.
In de Christian Science zondagsschool had ik geleerd dat God alles goed had gemaakt en dat ik, als Zijn kind, erop kon vertrouwen dat Hij me liefhad. Dus wist ik dat ik kon bidden. Mijn moeder en vader waren ook op de hoogte van de situatie en baden voor me, maar iedereen was in die tijd erg druk met de voorbereiding voor een kerstconcert en nog een heleboel andere dingen.
Ik bad vaak het dagelijks gebed van Mary Baker Eddy. Op de muur van mijn kamer hangt er een kopie van. Het luidt als volgt: “ ‘Uw koninkrijk kome’; laat de heerschappij van de goddelijke Waarheid, het goddelijk Leven en de goddelijke Liefde in mij wonen en alle zonde uit mij weren; en moge Uw Woord de genegenheden van het gehele mensdom verrijken en deze besturen!” (Kerkhandleiding van De Moederkerk, blz. 41).
Dit hielp mij eraan herinneren dat God me volmaakt en gezond had geschapen. Ik werd trouw en rechtvaardig door God bestuurd en door Zijn engelen verzorgd. Ik wist dat ik volgens al Gods wetten recht had op een harmonisch, zuiver en vreugdevol zelf, en daar niet van beroofd kon worden.
De dag van het kerstconcert brak aan. Mijn moeder dirigeerde het koor, dus ging de hele familie luisteren. Het koor zong kerstliederen, en ik genoot ervan. Ik dacht geen moment aan mijn handen. Ik weet nog dat de gelukkige sfeer die er die avond onder de mensen heerste het belangrijkste voor me was.
Toen het concert afgelopen was, merkte ik op dat mijn handen er veel beter uitzagen. Toen wist ik dat God voor me zorgde en me kerstliederen zond wanneer ik daar behoefte aan had.
Niet lang daarna waren mijn handen helemaal genezen.
Norwood, Massachusetts, V.S.