Een paar jaar geleden vroeg een vriend me wat ik dacht dat er te gebeuren stond met de Christian Science beweging. Hij maakte zich zorgen over de lege kerkbanken en dergelijke. Ik durfde hem bijna niet te vertellen dat ik een diepgewortelde hoop heb voor de zaak van Christian Science. Dat zou wel eens een beetje naïef kunnen overkomen naast de bewijzen die hij aandroeg.
Dergelijke conversaties over Christian Science en de toekomst van haar zending in de wereld, hebben enig zelfonderzoek nodig gemaakt om inzicht te krijgen in die oprechte gevoelens van hoop. Ik kan me zelfs niet herinneren dat ik me ooit zorgen gemaakt hebt over het voortbestaan van Christian Science.
Zonder twijfel zullen er sommigen zijn die deze houding zouden willen verklaren, gedeeltelijk tenminste, als cultureel. Velen van ons zijn immers opgegroeid in een milieu dat geneigd is hoopvol te zijn. De geschiedenis van de Verenigde Staten op zichzelf heeft altijd al een grote dosis hoop ingehouden, en een openstaan voor grootse mogelijkheden. Zo werd het Westen gewonnen. Zo kwamen we op de maan. Er zijn wellicht een paar waardevolle elementen in deze zienswijze. Maar die verklaren niet ten volle waarom ik niet gebukt ga onder de zorgen die een aantal anderen hebben.
Het is mogelijk dat sommigen ervan uit gaan dat er mensen zijn met een optimistische inslag. Niets lijkt hun verwachting van het goede te kunnen aantasten. Men denkt dat zij tevreden aan de oppervlakte leven en zich niet druk maken over wat er op een dieper niveau omgaat. Wel, dat mag soms waar zijn, maar voor mij geldt dat niet. Ik heb tientallen jaren voor de kerk gewerkt en die ervaring heeft mij een reëel inzicht gegeven in zowel de interne werking van deze organisatie, als in de uitdagingen die van buitenaf komen. Er zijn talloze momenten geweest om de haat die tracht deze beweging dood te verklaren, direct te confronteren. Het kan soms heel kwaadaardig toegaan. Enig scepticisme over een positieve houding bij zulke aggressie is wel begrijpelijk. Maar ik twijfel eraan of dit hoopvolle inzicht zonder meer aan naïviteit kan worden toegeschreven.
Al in het begin van de Bijbel wordt de slang als symbool gebruikt om datgene te beschrijven dat Gods goede creatie wil ondermijnen. Aan het einde van de Bijbel is deze oppositie tegen het goede gegroeid tot een enorme rode draak. Die zou alles wat God aanvankelijk goed had verklaard, willen aanklagen en beweren dat het uiteindelijk helemaal niet zo goed is. Hier en daar wat vreugde, gemengd met zonde en ziekte. Maar tot slot de dood voor iedereen. Een somber vooruitzicht. Tegelijkertijd echter verklaart de Bijbel met kracht: “...de aanklager ... is neergeworpen” (Openb. 12:10). Is een hooggespannen verwachting dan onrealistisch?
Er zijn ook mensen die Christian Science “aanklagen”, maar evengoed in hun hart hopen dat het toch waar is. Zij kunnen vergeleken worden met koning Darius in het Oude Testament, die er een actief aandeel in had om Daniël voor de leeuwen te werpen. Desondanks zei de koning tegen Daniël, dat zijn God hem zou verlossen. Toen de koning de volgende ochtend, na een slapeloze nacht, ging kijken of Daniël nog leefde, wankelde zijn hoop. Darius was echter “zeer vrolijk ” toen hij zag dat zijn hoop niet misplaatst was geweest. Hij schreef zelfs aan iedereen “op de ganse aarde” en kondigde vrede aan en verheerlijkte God. Was deze uitkomst voor zowel Daniël als koning Darius veel te rooskleurig om te voorspellen? (Zie Daniël, hoofdstuk 6).
Af en toe heb ik artikelen gelezen waarin verondersteld wordt dat Christian Science gegrond is op een soort theologie van rooskleurig, positief denken. Sommigen zien het als een poging zoveel mogelijk hoop en optimisme bijeen te garen om niet ten onder te gaan aan de beproevingen die de wereld ons in de schoot werpt. Maar algemeen gesproken, behoren Christian Scientisten tot de meest realistische denkers op aarde. In feite, ieder die de moeite heeft genomen de theologie van Christian Science te bestuderen, begrijpt dat zij die de leer zien als een vorm van optimisme of positief denken, de plank volkomen misslaan.
In plaats van de mentaliteit dat de omstandigheden vanzelf wel beter zullen worden, leert Christian Science dat deze denkwijze, deze “oude mens”, afgelegd moet worden en de “nieuwe mens” moet worden aangedaan door het Bijbels inzicht in “gemoed” te aanvaarden dat Paulus ons aanreikt: “... wij hebben de zin van Christus” (zie Kol. 3:9, 10 en 1 Kor. 2:16). Deze “zin”, of dit gemoed, is geen verzameling van ijdele hoop, optimisme en het populaire positief denken. Het is veelzeggender en scherpzinniger, en diepgeworteld in God, de enige Geest of het goddelijk Gemoed. Mary Baker Eddy verklaarde, dat de Bijbel de mens terecht beschrijft als de gelijkenis van Geest. Zij schreef: “Geest is positief” (Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift, blz. 173).
Er is een bumpersticker die zegt: “Als je niet verward bent dan begrijp je de situatie niet!” Ik heb me afgevraagd: “Als ik niet verward ben over Christian Science, betekent dat dan dat ik de situatie niet werkelijk begrijp”? Al deze gedachten hebben in de loop der jaren geleid tot veel zelfonderzoek over dit onderwerp. En gebed heeft geleid tot conclusies die invloed hebben op hoe ik over veel dingen denk.Terwijl deze ideeën betrekking hebben op de toekomst van Christian Science, staan ze tevens in verband met de kwestie hoe de zoekende mensheid de problemen die zich iedere dag voordoen, op kan lossen.
Dus, om erop terug te komen, wat ligt ten grondslag aan mijn hooggespannen verwachting en onverwoestbare hoop? In weinig woorden: Het is een belofte. Niet zomaar een of andere belofte. Het is een belofte die Christus Jezus ons gaf betreffende God. Hij zei, dat hij tot God zou bidden. En hij zei, dat zijn gebed zou zijn dat God ons een andere Trooster zou zenden. Er is waarschijnlijk niets waarvan ik meer overtuigd ben dan van de doeltreffendheid van Christus Jezus’ gebed en de vervulling ervan in de komst van de goddelijke Wetenschap, die door Mary Baker Eddy opgetekend is in haar boekWetenschap en Gezondheid met de Sleutel tot de Heilige Schrift.
Jezus bracht een aantal punten ter sprake bij zijn belofte over de Trooster. Een daarvan is, dat deze nieuwe komst van de Christus ons alle dingen zou leren. Alle dingen? Jazeker. Zonder enige uitzondering. Iedere onopgeloste kwestie kan gezien worden als de ontkenning van Jezus’ belofte door het stoffelijk gemoed, dat Jezus aanklaagt over het feit dat zijn gebed gefaald heeft. De aanklager kan zeggen: “Hier heb je al minstens één geval waar de Trooster niet in staat blijkt je de oplossing voor een probleem te leren.” Wij kunnen een standpunt innemen tegen zo’n aanklacht. Maar dat kan alleen als we werkelijk de diepgang van Jezus’ gebed en belofte liefhebben en vertrouwen. Een dergelijk geestelijk besluit kan inderdaad de deur openen naar de oplossing, niet alleen voor persoonlijke problemen maar ook voor obstructies die zich kunnen voor doen in een organisatie.
Een ander punt om te overwegen, is de verzekering dat de Trooster in eeuwigheid bij ons zal zijn. Niet af en toe, maar voorgoed. De noodzaak voor ons is niet alleen maar in Jezus’ belofte te geloven; zelfs vertrouwen en inzicht zijn niet voldoende. Maar het is essentieel, de komst van de Trooster meer lief te hebben en enorm blij te zijn met alles wat de Trooster voor de wereld betekent. Ik geloof oprecht dat de komst van de Trooster, en alle geestelijke gevolgen die uit Jezus’ woorden voortvloeien, de kern vormen van mijn hoopvolle verwachting.
Moeten we ons acuut bewust zijn van de waarschuwingen die Mary Baker Eddy ons geeft in haar geschriften, dat de mogelijkheden van deze Wetenschap verduisterd kunnen worden of zelfs verloren kunnen gaan, als wij onze taak niet vervullen in de komst van de Trooster, het tweede verschijnen van de Christus? Absoluut. Onze ogen moeten wijd open zijn. We moeten alert zijn en zien dat er duistere machten zijn die de Trooster tot zwijgen willen brengen. Als we net doen of er geen duisternis is of er in ronddwalen, is dat heel iets anders dan zoveel geestelijk licht te zien dat de duisternis overwonnen wordt.
Onafhankelijk van uiterlijke bewijzen, die een domper zouden kunnen zetten op menselijk enthousiasme, is mijn innerlijke overtuiging en hoop over de jaren eerder gegroeid dan afgenomen. De wereld van het christendom heeft meer dan 700.000 dagen gewacht op de vervulling van Jezus’ belofte. De komst ervan, naast de zending van Christus Jezus, is de belangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis van de mensheid. En die komst vond hier plaats, in ons tijdperk. We hebben nog maar nauwelijks gezien wat de betekenis van dit gebeuren is. We hebben slechts een kiezelsteentje gezien waar een machtige berg is. De oplossing voor ieder probleem dat op onze weg komt, heeft te maken met de vraag of Jezus’ gebed voor ons effectief was. Is het waar wat hij over de Christus zei? “Ik laat jullie niet als wezen achter, ik kom bij jullie terug” (Joh. 14:18 NBV).
In de mate dat wij diep in ons hart overtuigd zijn dat de Trooster werkelijk is gekomen, zal onze hoop in kracht toenemen. Deze innerlijke zekerheid heeft iedere vezel van mijn wezen aangeraakt. In feite is het niet overdreven als ik zeg, dat mijn gedachten over de meeste dingen in het leven hoopvol zijn, omdat ik deze openbaring liefheb en verheugd ben dat de beloofde Trooster gearriveerd is.