Toen mijn man en ik twee jaar geleden een nieuw huis kochten, leek het erop dat dit een goede beslissing was – meer ruimte, een extra kamer waar ik m’n thuiswerk kon doen, en bovendien een logeerkamer die we altijd al wilden hebben. We hoefden ook minder ver te rijden en konden zo op benzineverbruik sparen. We waren van plan de koop van het nieuwe huis te laten afhangen van de verkoop van ons oude huis, maar de hypotheekadviseur van de bank overtuigde ons ervan het oude huis te verhuren zodat we ons dan toch nog het nieuwe huis konden veroorloven. Dus gingen we akkoord met het plan.
De bankadviseur liet ons een huurcontract invullen voor het oude huis om daarmee aan te tonen dat we het hadden verhuurd. Toen we hem vertelden dat het nog niet was gelukt om het te verhuren, adviseerde hij ons het formulier toch in te vullen en een naam te verzinnen voor de huurder.Toen we hiertegen protesteerden zei hij, dat dit een geaccepteerde gang van zaken was en de enige manier om de hypotheek te krijgen. Ik herhaalde dat ik me niet op m’n gemak voelde met dat idee, maar hij overtuigde me ervan dat het alleen maar een formaliteit was. Een makelaar die we kenden, vertelde ons ook dat ze het vaker had meegemaakt dat zoiets werd gedaan.
Op dat moment waren we al ver gevorderd met alle papieren voor de overdracht, en ik dacht dat dit blijkbaar een nieuwe vorm was van zaken doen en dat het overdreven van me was om me zo ongemakkelijk te voelen over zo’n kleinigheid. Ik bestudeer Christian Science en het is mijn gewoonte te bidden over belangrijke beslissingen. Achteraf gezien was het duidelijk dat de situatie me ertoe dwong er ernstig over te bidden – maar ik deed dat niet. In plaats van me nederig tot God te richten voor leiding, liet ik me door menselijke argumenten overtuigen dat het doel, het nieuwe huis te bezitten, de middelen heiligde. We leverden het formulier in met de gefingeerde naam – en we kregen de hypotheek en het nieuwe huis.
De volgende maanden probeerden we het oude huis te verkopen en toen dat niet lukte, probeerden we het te verhuren, maar ook dat lukte niet. Tegelijkertijd verloor mijn man z’n baan, maar we moesten nog steeds de hypotheek op beide huizen betalen. Toen de kredietcrisis begon, verloren de onroerende goederen enorm aan waarde en het leek onze enige mogelijkheid om van het ene of het andere huis “weg te lopen”.
Nog nooit had ik zulke financiële problemen gehad. Logisch dus dat ik me afvroeg: Waarom was dit jaar zo slecht voor ons verlopen?Eindelijk wendde ik me in gebed tot God. Ik werd ertoe geleid de geestelijke betekenis van het woord jaar op te zoeken in Wetenschap en Gezondheid. Eén van de betekenissen viel me op: “tijdruimte voor berouw” (blz. 598). Waarover moest ik berouw hebben? Toen herinnerde ik me het formulier met de gefingeerde naam. Ik gaf toe dat ik was verwikkeld geraakt in de actuele “goudkoorst” in de huizenmarkt en dat ik kennelijk oneerlijk was geweest. Deze daad was bedrog en droeg ertoe bij dat ik niet met God op één lijn stond. Het was me nu heel duidelijk dat een leugen een leugenis, hoezeer iemand je ook van het tegendeel probeert te overtuigen. Ik verlangde met m’n hele hart om mezelf weer in evenwicht met God te brengen, met het goddelijke Beginsel, en ik walgde van mijn medeplichtigheid. De waarde van onroerend goed en alles wat erbij hoort, vond ik niet meer van belang. In Mary Baker Eddy’s boek Miscellaneous Writings 1883-1896, vond ik een zin die mij toonde dat er over mijn geestelijke identiteit meer te ontdekken was: “Laat geen sterfelijke gedachte te snel herrijzen van het bezeerde gevoel van z’n eigen dwaling” (blz.145).
Mijn man past Christian Science niet zozeer toe, maar ik weet dat hij me tijdens de ontwikkelingen in de daarop volgende weken bijstond en steunde. Ik bad om te weten of het juist was naar ons oude huis terug te keren en een inbeslagneming van het nieuwe huis te accepteren. Verschillende mensen probeerden me ervan te overtuigen de betalingen voor het oude huis te stoppen. Maar ik bad verder en hernieuwde mijn waardering voor de bestuurswetten van het goddelijk Beginsel en bleef erbij een andere oplossing te kunnen vinden.
De makelaar die ons het nieuwe huis had verkocht, begreep onze hachelijke positie en ging ermee akkoord om ons vorige huis in de verkoop te doen. Maar de kredietcrisis dwong ons ertoe een prijs te accepteren die niet de gehele hypotheek zou dekken. Er werd inderdaad een koper gevonden en we gingen naar onze bank voor een lening voor het tekort. Maar de lening werd geweigerd en teneergeslagen verlieten we de bank. Ik had desondanks het gevoel dat deze weken van berouw over wat we verkeerd hadden gedaan mij nieuwe geestelijke inzichten hadden gegeven en deze gedachte was er oorzaak van dat mijn man en ik binnen het uur opnieuw naar de bank gingen. Ik vroeg de manager van de bank te spreken en ik legde het hele verhaal uit, ook dat we nu begrepen deel te hebben genomen aan een verkeerde zaak, namelijk een fictief formulier in te vullen. Echter, vertelde ik haar, ik vond dat de bank nu ook een rol moest spelen in de correctie van deze situatie aangezien het hun medewerker was die ons die suggestie had gedaan. Ze luisterde geconcentreerd en zei toen dat het niet het gebruik van de bank was om klanten te verzoeken fictieve formulieren in te vullen en dat de medewerker hun beleid verkeerd had uitgelegd. Ze verontschuldigde zich ervoor dat wij onder de gevolgen leden en begon aan haar computer te werken en voor ons te bellen.
In minder dan 24 uur had ze voor ons een lening georganiseerd die het resterende bedrag op ons oude huis dekte, zodat we de verkoop konden laten doorgaan en vrijgesteld waren van de oorspronkelijke hypotheek. We waren zo opgelucht, net alsof een frisse zeewind ons omgaf. We bedankten haar ervoor dat ze ons niet alleen als klanten had gered, maar ook de verkoop en ons krediet had gered en ons tevens had gered van een inbeslagname. Er was een heleboel gered, maar diep van binnen wist ik dat in werkelijkheid de reddende Christus aan het werk was, een innerlijk gevoel van Gods machtige aanwezigheid in onze dagelijkse ervaring – die mij overtuigde van de absolute noodzaak altijd voor eerlijkheid te kiezen en waaks te zijn voor wereldse methoden die iemand ertoe kunnen verleiden iets te doen wat tegen zijn goddelijke natuur indruist.
Door deze periode van boetedoening werd mijn vertrouwen op God groter. Ik werd me ervan bewust hoe waar deze uitspraak is: “Eerlijkheid is geestelijke macht. Oneerlijkheid is menselijke zwakheid, die de goddelijke hulp verbeurt” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 453). Wel was ik er heel dankbaar voor, dat ik in m’n nieuwe huis kon blijven en dat we een koper voor het oude huis vonden – maar het was nog veel belangrijker geleerd te hebben dat onze Vader-Moeder, Liefde, genadig en rechtvaardig is en voorziet in Wetenschappelijke wetten – waaronder eerlijkheid – voor ons eigen bestwil Zo gauw zonde is blootgelegd, betreurd en aldus is vernietigd, is de weg open om vol vreugde meer te leren over onze eeuwige, rechtvaardige relatie tot de goddelijke Liefde.
Sun City, Californië, V.S.