Skip to main content Skip to search Skip to header Skip to footer

Mijn tocht vanuit het eindstadium naar een vreugdevol en gezond leven

De Christian Science Heraut - 1 juli 2009

Vertaald uit de Christian Science Sentinel, jaargang 110, nummer 28


Door wat ik geleerd heb van Christian Science en het lezen van de Bijbel weet ik dat er een liefdevolle God is. Ik weet dat Gods liefde en aanwezigheid genezing brengt en dat elk vonnis dat over onze gezondheid wordt geveld ongedaan kan worden gemaakt.

Toen ik onlangs het bijna non-stop eerbetoon aan senator Edward Kennedy en zijn strijd met een hersengezwel, op de televisie zag, bekeek ik de gebeurtenissen vanuit een persoonlijk perspectief – van iemand die zich vijftien jaar geleden in een dergelijke situatie bevond. De termen “hopeloos”, “tragisch” en “betreurenswaardig” werden gebruikt om mijn toestand te beschrijven. Mijn tocht begon op dat punt, maar bracht me naar een wezenlijke genezing en een gebied van liefde.

Mijn geschiedenis begint in 1993, vóór ik ooit gehoord had van Christian Science. Ik had om het zwak uit te drukken, een onprettig huwelijk. Mijn man en ik hadden twee zoontjes van vijf en zeven. Ik had bepaalde symptomen die de aanleiding waren dat ik voor een medisch onderzoek ging. Daar werd me verteld dat ik een gezwel had aan de onderzijde van mijn hersenen dat niet geopereerd kon worden, en dat ik nog slechts een paar maanden te leven had. De doktoren suggereerden dat ik naar huis zou gaan en mij voorbereiden op het einde.

Ik voelde me of ik een film bekeek over iemand anders leven. Het feit dat mijn huwelijk schipbreuk leed, hielp de situatie niet. Ik had me mijn hele leven nog nooit zo ellendig en down gevoeld. Ik had altijd mijn best gedaan de mensen om me heen gelukkig te maken, maar nu betekende dat zelfs niets meer voor me.

Ik groeide op in een vrome, born-again christelijke familie en mijn kindertijd was niet gelukkig. Ik geloofde dat God erop uit was me te pakken te nemen, als tenminste mijn vader dat niet eerst deed. Liefdeen God waren woorden die geen betekenis voor me hadden in dit godsdienstige klimaat waar de nadruk lag op hel en duivel. Ook leed ik het grootste deel van mijn leven aan zware depressies.

Met deze elementen in mijn achtergrond drong het, toen me verteld was dat ik een hersentumor had,  aanvankelijk niet tot me door dat de diagnose iets anders was dan een eerlijk vonnis. Na de jarenlange depressies klonk het nieuws meer als mijn verdiende loon.

Maar evengoed leek dat toch niet helemaal juist. De gedachte aan doodgaan kon ik wel verwerken, maar waarom zou een God zo wreed zijn om twee jonge kinderen van hun moeder te beroven? Veel was er niet in mijn leven waar ik trots op was, maar wat ik bereikt had als moeder was iets waarop ik terug kon kijken en weten dat het goed was.

In die tijd begon zich een nieuw mentaal patroon af te tekenen. Ik begon mezelf vragen te stellen. Ergens in al die duisternis, zelfs al beschouwde ik mezelf niet waardig voor een betere uitkomst, wist ik dat God niet zo wreed kon zijn tegen twee onschuldige kinderen.

Op een bepaald moment bezocht ik een psychotherapeut voor bijstand in mijn strijd, maar de hulp die ik inwon was meer geestelijk dan psychologisch. Ik stelde de therapist vragen die een beetje kinderlijk leken, zoals: Gelooft u in gebed? Waarom lijkt gebed nooit te helpen? In die tijd was gebed voor mij niet meer dan een verfraaide lijst van kerstkadootjes, in plaats van een activiteit die werkelijke hulp ten gevolg had. Maar iets in me was bezig zich te ontvouwen terwijl ik die vragen stelde. En het waren niet alleen deze nieuwe vragen. Ik bekeek ook vragen waarvan ik dacht de antwoorden al te weten.

Ik had nooit beseft dat er een andere manier kon zijn om de wereld of het leven te beschouwen. Nu echter had ik niets te verliezen door dieper op de vragen in te gaan en me meer open te stellen voor nieuwe antwoorden.

Op een dag ervoer ik eindelijk een ongelooflijk gevoel van vrede. Ofschoon ik nog steeds twijfelde aan het bestaan van God, kon ik een bepaalde aanwezigheid voelen en wist ik dat, hoe dan ook, alles in orde zou komen met mijn zoontjes, onafhankelijk van wat er met mij zou gebeuren. Ik stopte met het omlijnen van wat mij de enige goede uitkomst leek, namelijk mijn genezing. 

Terwijl het nog niet in me was opgekomen dat ik een genezing waardig was, voelde ik die wonderbaarlijke vrede en vreugde, wetend dat het goed met mijn jongens zou zijn. De logica ontbrak nog, maar die stond op het punt om door te breken. Mijn geluksgevoel was zo groot dat het wel reëel moest zijn en onomstotelijk. Zij die weten dat gebed bestaat uit een zuiver verlangen en dankbaarheid, zullen begrijpen wat er met mij aan het gebeuren was. Mary Baker Eddy schrijft: “Verlangen is gebed en wij kunnen niets verliezen door onze verlangens aan God toe te vertrouwen, opdat zij gevormd en gelouterd mogen worden, voordat zij in woorden en daden worden omgezet” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 1). De mentale duisternis was bezig op te klaren door, besef ik nu, het licht van de Christus, Gods boodschap van volmaaktheid. Wanneer je gedachten veranderen door de goddelijke Waarheid, weerspiegelt je lichaam de verbeteringen.

Op aanraden van de doktoren ging ik om de andere week voor een CAT-scan. Ik wist dat er inwendig veranderingen in me plaatsvonden, maar ik sprak daar nooit over met de medische staf. Ik bracht mijn tijd door met het ontdekken of er een God was en wie Hij dan wel zijn zou. En daar had ik meer dan genoeg tijd voor.

Op een onvergetelijke avond lag ik op de vloer in mijn slaapkamer en keek naar de vogels en een eekhoorn, die op het balkon bij de vogelvoedplaats rondscharrelden. Ik had al een poosje kift met de eekhoorn en had pennen en potloden naar hem gegooid om hem weg te jagen van het vogelzaad. Toen ik daar op de grond lag te denken over alles wat er gebeurde in mijn leven, bedacht ik me dat ik vergeten had het zaad bij te vullen. De eekhoorn zag me daar op de vloer liggen en had de brutaliteit om op het raam te kloppen alsof hij wilde zeggen: “Hé dame, waar is mijn eten?” Ik ging het zaad halen en moest erom lachen hoe slim dit diertje was – en achter z’n onschuld en makheid ging een onverklaarbare soliditeit schuil.

Misschien, dacht ik, zijn al die dingen waarvan ik zo overtuigd ben – zoals de toestand waar ik in verkeer –  in feite minder werkelijk als de intelligentie van dit mormeltje.

Ik lag daar dus en ik dacht aan God. Was Hij vriendelijk en liefdevol? Had Hij er iets mee te maken dat ik me vredig voelde over het achterlaten van mijn kinderen? En toen kwam er een revolutionaire (en grappige) gedachte in me op. Al die jaren op de zondagsschool hadden me een goede kennis van de Bijbel bijgebracht. Ik herinnerde me dat er in het Oude Testament veel gesproken wordt over neerslaan – de Israëlieten slaan die en die neer, en de een heeft de ander neergeslagen. Maar nu wist ik zeker dat God  niet boven in de hemel zat met een grote knop waarop “neerslaan” staat, en dat Hij nooit zou zeggen dat het vandaag de dag was dat ik de klappen kreeg. Dat klonk zo dwaas dat ik hardop moest lachen. Op dat moment wist ik dat er een antwoord voor me was – en dat het een geestelijk antwoord zou zijn.

Enige maanden later, die paar maanden die ik nog te leven had waren waren allang gepasseerd, had ik weer een afspraak met de neurochirurgen in een beroemde kliniek bij Boston. Een van hen zei tegen me: “Suzy, het is een wonder. We weten niet wat er gebeurd is maar je bent aan het beter worden”.

Ik antwoordde: “Ik weet het, en ik kan me een betere plaats voorstellen dan een ziekenhuis.

Terwijl “een wonder” toen de enige uitleg leek te zijn, heb ik later begrepen dat zegeningen die niet uitgelegd kunnen worden door conventionele opvattingen, niet toevallig en onnatuurlijk zijn. Ik ben tot het inzicht gekomen dat: “Het wonder brengt geen wanorde, maar ontvouwt de oorspronkelijke orde en stelt de Wetenschap van Gods onveranderlijke wet vast” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 135).

Bij die tijd echter waren mijn man en ik gescheiden en mijn kinderen en ik waren dakloos – we sliepen bij vrienden op de vloer in de huiskamer en in hotels, tot ik steun begon te trekken. Ik voelde me gezond, maar zo gauw eventuele werkverschaffers mijn medische historie zagen, was het onderhoud afgelopen. En toch, ondanks dat mijn zoontjes en ik geen onderkomen van onszelf hadden, was het feitelijk de gelukkigste tijd van mijn leven, en de jongetjes hadden ook een positieve kijk. In antwoord op een opmerking van een dominee, hoe treurig het was dat hij geen eigen woonplaats had, antwoordde de toen achtjarige Brent: “Dat is helemaal niet erg hoor, huizen komen en gaan, maar wij zijn een familie.”

Dus waarom, zelfs vóór de doktoren mij hun nieuwe opinie over mijn gezondheid hadden gegeven, was ik vol vreugde? Wel, de dag dat ik begreep dat God geen angstaanjagende “neerslaanknop” had, was ik bijna ogenblikkelijk genezen van een levenslange, medisch vastgestelde, depressie. Voor die tijd had ik gedacht dat doodgaan makkelijk was;  blijven leven, dat was de verschrikking. En nu kon ik ’s ochtends niet vlug genoeg opstaan om te zien waar God me zou leiden. Ik wist dat de fysieke genezing alleen niet de bron van mijn geluk was en ik was vastbesloten te ontdekken wat er in mijn leven gekomen was.

Maar eerst probeerde ik God uit te leggen hoe die ontdekking zou plaatsvinden: Niet in de vorm van een kerk, daar was ik zeker van. Het begrip geestelijkheid was toegevoegd aan mijn vocabulaire, dus ging ik naar boekwinkels om ideeën op te doen over geestelijkheid en overvloed. Een van de boeken die ik vond, geschreven door een predikant, wierp licht op het betalen van tienden en Gods overvloedige voorziening van ideeën.

Gedurende die tijd leefden we van de bijstand, maar ik kreeg het idee om een “ontwerpers showhuis” te organiseren, waar binnenhuisarchitecten in een groot huis nieuwe ontwerpen voor de kamers maken en de bezoekers een toegangsprijs betalen; en de opbrengst gaat naar een liefdadige organisatie. Ik ontdekte een organisatie die zich bezighield met het verminderen van dakloosheid en bood hun mijn diensten aan. En ondanks dat het hartje winter was stond de opbrengst gelijk aan die van dergelijke zomerevenementen.

Wat ik niemand vertelde, was dat mijn gezin en ik gedurende de renovatie en voorbereidingen in het showhuis woonden. Maar ik besloot het later aan het hoofd van de charitatieve instelling te vertellen.

Dat was de dag dat er op al mijn vragen over God,  over mijn genezing en over geestelijkheid, een antwoord begon te komen.

Op het moment dat ik deze vrouw begon uit te leggen wat mijn situatie was, ging ze naar haar auto en gaf me een boodschappentas gevuld met Christian Science lectuur waaronder een exemplaar van Wetenschap en GezondheidChristian Science Sentinels en Journals. Ze raadde me aan die te lezen om antwoorden te vinden op mijn vragen en oplossingen voor mijn moeilijkheden.

Die avond, omdat ik Wetenschap en Gezondheidaanvankelijk een beetje moeilijk te begrijpen vond, begon ik de Sentinels te lezen. Ik las de hele nacht door, en huilde van vreugde over wat ik aan het ontdekken was. Ik ontdekte een overtuigende uitleg van wat er met mij gebeurd was, waarom ik genezen was en het wezen van de God die mij genezen had. En ik wist dat ik mijn leven zou toewijden aan anderen te helpen door Christian Science.

De stelling in de Bijbel: “God is liefde” (1 Joh. 4:16) was geen holle frase meer voor me. Nu betekenden die woorden de bron van alle activiteit en leven. Het was een wonderbaarlijke tocht geweest, maar nu voelde ik me voor de eerste keer in mijn leven thuis. Ik voelde dat ik aan God toebehoorde en ik realiseerde mij dat het leven geestelijke gezondheid en logica inhoudt, wat me voordien niet duidelijk was geweest. Ik had niet iets nieuws ontdekt. Deze waarheid en het goddelijk Beginsel ervan was altijd aanwezig geweest, maar ik had in de verkeerde richting gezocht.

Later, nadat Christian Science mij en mijn gezin rijk gezegend had – gebed en geestelijke groei bracht ons genezing van karakterfouten en fysieke problemen – vond ik een aantal verzen in de Bijbel  die mijn levenservaring beter weergaven dan ik zelf onder woorden kon brengen: “Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht? Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. Nam ik vleugelen van de dageraad, woonde ik aan het uiterste der zee; Ook dáár zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden. Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij. Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht” (Ps. 139:7-12).

Het doet er niet meer toe waar ik me bevind of hoe verloren en duister de dingen in mijn leven schijnbaar zijn geweest. God zag mijn wezen altijd in hetzelfde licht. God heeft mij altijd gezien als volmaakt.

Christian Science heeft mij geleerd op nieuwe wijze naar het verleden te kijken. Ik begrijp daardoor hoe en waarom ik genezen werd van een terminale ziekte. Vanuit dit nieuwe gezichtspunt zie ik dat ik nooit werkelijk alleen was. Ik was op weg om God te begrijpen en mijn ogen te openen voor Zijn aanwezigheid.


Suzy Feeney woont op Cape Cod in Massachusetts, VS. Zij is medebestuurslid van een thuishulpdienst voor Christian Scientisten.

De missie van de Heraut

In 1903 stichtte Mary Baker Eddy De Christian Science Heraut, met het doel: “de universele werkzaamheid en beschikbaarheid van Waarheid te verkondigen” (My 353:14). De definitie van ‘heraut’ in een woordenboek: “voorloper – een boodschapper die vooruit is gestuurd om bekend te maken wat er gaat komen”, geeft een speciale betekenis aan de naam Heraut en wijst ons bovendien op onze plicht – de plicht van ieder van ons – om te zorgen dat onze Herauten hun taak vervullen, een taak die onafscheidelijk is van de Christus en werd aangekondigd door Jezus met de woorden: “Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen” (Markus 16:15).

Mary Sands Lee, Christian Science Sentinel, July 7, 1956

Lees meer over de Heraut en zijn missie.