In een recente uitgave van het tijdschrift Time nam het hoofdartikel, getiteld: “Hoe geloof kan genezen” (23 februari 2009) een belangrijke plaats in. Die titel suggereert een boodschap over godsdienst, maar in feite was het een discussie over het menselijk brein die de hoofdtoon voerde. Het artikel gaat in op de invloed die religieus denken op het brein heeft, en het vermogen van de hersenen om gebed te beïnvloeden en te versterken.
Wijzend op het feit dat “toenemend wetenschappelijk bewijsmateriaal aangeeft dat geloof ons inderdaad gezond kan maken”, haalt het artikel studies aan die enige positieve effecten aantonen van regelmatig kerkbezoek en godsdienst op de gezondheid. Maar de belangrijkste mededeling is, dat religieuze gedachten en activiteiten voornamelijk gevonden kunnen worden in de pariëtale hersenkwab. Het artikel stelt vast dat “onze hersenen en ons lichaam een grote hoeveelheid geestelijke bedrading bevatten”, en trekt de conclusie dat het brein in feite “ons geestelijk data-processing centrum” is. Om kort te gaan, een stoffelijke structuur wordt geïdentificeerd als het centrale punt van waaruit de mensheid streeft God te leren kennen en geestelijkheid en genezing te onderzoeken.
Deze visie op geloof is mijlenver verwijderd van het geestelijk genezen waar Mary Baker Eddy haar leven aan wijdde om de fundering te leggen voor de Wetenschap van het christendom, die door allen begrepen en toegepast kan worden. Hoewel zij het mentale effect erkende dat het geloof van de patiënt heeft op zijn gezondheid en welzijn, bewees mevrouw Eddy dat blijvende genezing alleen kon komen door vertrouwen op God, het goddelijk Gemoed. Dergeljke genezing wordt bereikt door de visie die de patient van de werkelijkheid heeft, te veranderen van een stoffelijke basis naar het acccepteren van de alheid en volmaaktheid van Geest, en van zichzelf als Gods geestelijke idee. Ze concludeert: “De hersenen kunnen geen idee geven van Gods mens. Zij kunnen geen kennis geven van Gemoed. De stof is niet het orgaan van het oneindig Gemoed” (Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift, blz. 191).
Christian Science is diepgeworteld in de Bijbel en berust op voorbeelden die in de Bijbel gegeven worden van herstelde gezondheid en zelfs opstanding uit de dood. Al vroeg in de Bijbel, in het boek 2 Koningen, vinden we een verslag van het geestelijk ambt van de profeet Elisa, die het leven van een kind herstelde door zijn gebed (4: 32-37). Veel later gaf Christus Jezus consequent het bewijs van Gods macht en bereidheid om de mens te genezen. Hoewel de opwekking van Lazarus uit de dood waarschijnlijk zijn meest beroemde daad is (afgezien van zijn eigen opstanding), waren Jezus’ genezingen er vele en van een grote verscheidenheid.
Toen een melaatse man naar hem toe kwam, voor hem knielde en zei: “Indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen”, kon Jezus door zijn eigen geestelijke reinheid tegen hem zeggen “Ik wil, wordt gereinigd” – en de man was genezen (zie Markus 1: 40-45). Een vrouw die twaalf jaar lang met een pobleem van bloedingen had geworsteld, ondanks de hulp van doktoren, kwam achter Jezus staan in de hoop dat alleen het aanraken van zijn kleding genoeg zou zijn. Maar de geestelijke basis van Jezus’ genezende werk zat niet in zijn kleding. Het steunde op zijn begrip van God. Dus toen de Meester voelde dat zij hem aanraakte, werd zij onmiddellijk genezen door zijn geestelijke reactie op haar kwaal (zie Lukas 8: 43-48).
Jezus wist waarschijnlijk niets over pariëtale hersenkwabben, maar hij wist dat zijn Vader (en die van ons) een liefhebbend God is, wiens alomtegenwoordige geneeskracht voor iedereen bedoeld was, van de nederige melaatse tot de meest elegant geklede Farizeeër. En hij genas zowel de een als de ander.
Het gevaar van artikelen zoals dit in Time, is niet dat ze het geloof onrecht aandoen of twijfel zaaien over Gods goedheid. De mensen die Gods aanwezigheid hebben ervaren, zullen niet makkelijk misleid worden. Maar door naar de stof te wijzen – het brein en de onderdelen ervan – als de bron van geestelijkheid en in sommige gevallen als de bron van waaruit geestelijke ervaring bestuurd wordt – suggereert het artikel dat biochemische reacties en andere materiële processen de oorzaak kunnen zijn van het begrijpen van God. Dit zou betekenen dat wat de mensheid weet van de oneindige, eeuwige Geest, berust op een eindige, stoffelijke substantie. En als men beweert dat Geest in de stof gevonden wordt, roept dat vragen op over de realiteit van God – als God de stof verlaat wanneer iemand overlijdt, zou dat betekenen dat Hij minder is geworden? En hoe kan de oneindige Liefde de dood kennen?
Sprekend over de onbetrouwbaarheid van de stof, schreef Mary Baker Eddy: “ Zijn naaste liefhebben als zichzelf is een goddelijke idee, maar deze idee kan nooit door middel van de zintuigen gezien, gevoeld of begrepen worden. Wek het gevoel van aanbidding of godsdienstig geloof op en de mensen zullen van diepe verering blijk geven. Wek het tegengestelde gevoel op en zij zullen godslasterlijke taal spreken. Dit zijn echter niet de gevolgen van het christendom en het zijn ook geen geestelijke verschijnselen, want beide ontstaan uit het sterfelijk geloof” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 88).
De dialoog over geloof, gezondheid en genezing is belangrijk en het is goed dat die aan de gang is. Maar om echt de waarde van geloof en de invloed ervan op genezing te begrijpen, moet men verder dan de stof kijken, naar de goddelijke Geest – voorbij de hersenen naar God, het goddelijk Gemoed. Dit is waar Jezus en zijn volgelingen de blik richtten; dit is waar de eenvoudigste en de meest ingewikkelde genezingen plaatsvonden. Het is in God, niet in de hersenen, waar de mensheid de blijvende gezondheid en vrede kan vinden waarnaar ze zo vurig verlangt.