Skip to main content Skip to search Skip to header Skip to footer

HOOP EN HET BAMBOEZAAD

De Christian Science Heraut - 1 januari 2009

Oorspronkelijk gepubliceerd in de 28 april 2008 editie van de Christian Science Sentinel.


In de lente planten velen van ons zaad met de verwachting dat het ontkiemt en tot bloei komt. Het is algemeen bekend dat elke zaadsoort zijn eigen tijd nodig heeft om met de eerste scheutjes boven de grond te komen. Sommige zaden ontkiemen snel en komen snel op. Maar wist u dat een bamboezaad vijf jaar onder de grond is voor de eerste scheuten tevoorschijn komen? En dan schieten ze in zes weken op tot een hoogte van bijna 3 meter!

Gedurende die vijf jaar gebeurt er schijnbaar niets. Maar onder de aarde groeien de wortels en vormen een sterke basis van waaruit de bamboeplant tot volle ontwikkeling komt. In zekere zin kunnen we hoop en verwachting ontwaren in de standvastigheid van de zaaier. Zelfs al is er geen direct bewijs van de ontwikkeling, er is geduld en overtuiging in het hart, met het vertrouwen dat er een goed resultaat zal zijn.

Als je echter om je heen kijkt in de wereld, lijkt het landschap ontdaan van vrede, economische stabiliteit en rechtvaardigheid. Zelfs in onze persoonlijke ervaringen kan er gebrek zijn aan zelfwaarde, goede gezondheid, geborgenheid en bevredigend werk.

Het lijkt soms of er nergens reden voor hoop te bekennen is. Gebeurtenissen waar we geen macht over hebben kunnen het geloof aan iets beters uitsluiten. Statistieken lijken geen mogelijkheden voor herstel te offeren en er schijnt geen oplossing te zijn voor langdurige, zorgwekkende situaties. Hier komt hoop tussenbeide door het begrijpen van de aanwezigheid van geestelijke waarheid. Hoop verzekert ons dat, onafhankelijk van de naargeestige vooruitzichten, het goede altijd zal overwinnen. Hoop stuwt ons vooruit van een stoffelijk gezichtspunt naar het geestelijk inzicht van iets hogers, de werking van een hogere wet – de wet van God. Zoals het bamboezaad, waarvan de wortels zich aan het ontwikkelen zijn onder de oppervlakte, is deze goddelijke wet een kracht van het goede die vaak onopgemerkt door de vijf zintuigen werkzaam is. En hoop is een vertrouwen in de macht van die wet, een vreugdevolle overtuiging dat we ons op God kunnen verlaten. Het is vanzelfsprekend onze hoop op God te stellen omdat alle gezondheid, welvarendheid, vrede en productiviteit die we nodig hebben van Hem afkomstig zijn. Wat God in werking stelt door de goddelijke Liefde, houdt Hij gaande door het goddelijk Beginsel. Hoop houdt in dat wij met kracht van gebed het idee schragen dat al het goede in het leven gesteund wordt door de onbeperkte geestelijke wet die er achter zit.

Het goede dat wij tot uitdrukking brengen is niet naïef of hulpeloos. Verre van dat! Wij zijn direct verbonden met de goddelijke wet van het goede. Wij zijn de uitdrukking van Liefdes zuivere oogmerk. Hoop betekent dat wij de actieve, vitale kracht erkennen, of de goddelijke wet, die vooruitgang mogelijk maakt. Wellicht zien we reeds in enige mate het bewijs van die hoop in ons eigen leven. En in alle tijden kan het bewijs van de noodzaak hiervan gevonden worden in de moedige woorden en onbevreesde daden van leidende figuren. Dale Carnegie, een beroemd spreker en schrijver over persoonlijke ontwikkeling, gaf dit idee weer toen hij zei: “De belangrijkste dingen in de wereld zijn bereikt door mensen die bleven volhouden als er geen hoop meer leekt te zijn.”

Als je weet dat het goede waarnaar je verlangt onveranderlijk en veilig is in God, en dat er geen macht bestaat die het goede in je leven kan wegnemen, geeft dit je geestelijk evenwicht wanneer je geconfronteerd wordt met verontrustende situaties. De Bijbel geeft ons deze verkwikkende belofte in prachtige taal: “Gezegend is de mens, die op de Heere vertrouwt, en wiens vertrouwen de Heere is! Want hij zal zijn als een boom, die aan het water geplant is, en zijn wortels uitschiet aan een rivier, en gevoelt het niet, wanneer er een hitte komt, maar zijn loof blijft groen, en in een jaar van droogte zorgt hij niet, en houdt niet op met vrucht te dragen” (Jer. 17:7, 8).

Vele ideeën die hier naar voren worden gebracht hielpen mij toen ik een aantal ontmoedigende problemen had.

Het begon allemaal zo goed! Er was een universiteit in het stadje waar mijn man, onze jonge kinderen en ik net naartoe verhuisd waren. Op een lentedag toen ik langs de universiteit reed kwam de gedachte in me op om de administratie te bellen en te informeren of er een onderwijspositie voor mijn vak beschikbaar was. Ik had gebeden over het zoeken naar werk en keek uit naar een baan die te combineren viel met het zorgen voor onze kinderen. Ik had het gevoel dat deze ingeving het antwoord was op mijn gebed. Het duurde niet lang of ik had een interview en werd aangenomen om in de herfst te beginnen met lesgeven.

Toen, in de vroege zomer, kreeg ik opeens te kampen met een inwendige ziekte die het moeilijk, zoniet onmogelijk, maakte om les te geven aan de universiteit. Wanhoop klopte aan de deur van mijn gedachten, vergezeld van de vrees dat de verstoorde lichaamsfunctie mijn gezondheid kon bepalen. Maar hoop opende de deur met deze belofte, gegeven in de Bijbel, die wees naar mijn hogere bestemming en ware individualiteit: “Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen, want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelf, gelijk Hij rein is” (1 Joh. 3:2, 3).

Ik bevestigde in gebed het feit dat ik Gods dochter was die Zijn gelijkenis weerspiegelde, en dit stabiliseerde mij. Het stelde me in staat te zien achter het beeld dat ik van mezelf had als iemand met een zwakke gezondheid, bestuurt door een onharmonische stoffelijke wet, of dat ik bestond uit abnormale, organische stof. Omdat ik Gods kind was werd ik uitsluitend bestuurd door de wet van het goede en de werking van die wet moet zonder uitzondering resulteren in harmonie.

Verder biddend met het idee van harmonische werking, zag ik in dat het niet de stof was die mij definieerde, maar het actief uitdrukken van geestelijke eigenschappen. Het ordelijke ritme van deze eigenschappen werd door de goddelijke Ziel begeleid, en door het goddelijk Beginsel in volmaakte harmonie en energie bewaard.

Zoals het bamboezaad niet lijkt te groeien en toch bezig is te ontkiemen en triomfantelijk omhoog te schieten, zo zal ons vertrouwen in God vruchtdragen.

Een ander idee dat mij hoop gaf kwam van Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift, waar Mary Baker Eddy schrijft: “Stilstand en overmatige werking van de organen liggen geen van beide buiten het bereik van Gods bestuur; en als de sterfelijke gedachte is veranderd, zal de mens normaal en natuurlijk en daarom harmonischer in zijn levensuitingen blijken te zijn dan hij was in zijn vroegere omstandigheden, die het menselijk geloof schiep en wettigde” (blz. 125). Al deze ideeën zuiverden en veranderden mijn denken. En binnen een week functioneerde mijn lichaam weer normaal.

Maar toen, in het midden van de zomer, kreeg ik een telefoontje van de universiteit met het bericht dat de overheid hun toelage had stopgezet. Het was hoogst onwaarschijnlijk, werd me verteld, dat er genoeg geld beschikbaar zou zijn voor de cursussen die op mijn programma stonden. Nu zonk de moed mij in mijn schoenen omdat een aantal factoren buiten mijn bereik een negatief effect schiepen en mij als het ware vertelden: “Daar gaat je hoop!”

Ik besloot te bidden over deze nieuwe uitdaging. En ik dacht terug aan mijn intuïtie de universiteit te bellen. Ik was ervan overtuigd dat deze hele ontwikkeling tot nu toe door God geleid was – en daarom door God beschermd en volbracht zou worden. Indien de macht van de goddelijke Geest mijn verlangen om les te geven schraagde, kon niets het wederzijdse goede effect ondermijnen. Zoals een strootje probeert tegen de stroom van een krachtige rivier in te gaan, zo kon ontmoediging niet werken tegen mijn nieuw gevonden begrijpen van Gods liefde die door mijn leven stroomde.

Een andere belofte in de Bijbel gaf vleugels aan mijn verwachtingen: “Want de Heere der heerscharen heeft het in Zijn raad besloten, wie zal het dan verbreken?” (Jes. 14:27). Spoedig omvatte mijn gebed allen die slachtoffer konden worden van het geldgebrek bij de universiteit. Ik bad om een duidelijker beeld te krijgen dat er onder Gods bestuur overvloed en mogelijkheden zijn voor iedereen. Ik zag in dat de bijbelse belofte gold voor de studenten, de faculteit, en degenen die de financiële beslissingen maakten voor de universiteit. En omdat het goddelijk Gemoed ieder die hierbij betrokken was voorziet van wijsheid, zouden alle dingen onder Zijn bestuur in de juiste baan worden geleid.

Gedurende de zomer kenden de wetgevers, tot grote verrassing van de faculteit, de benodigde fondsen toe aan de universiteit. De weg was weer open voor mij om te gaan lesgeven.

En toen, alsof de vorige problemen nog niet genoeg waren geweest werd me een week voor mijn klassen zouden beginnen, verteld dat er slechts een paar studenten hadden ingeschreven. Als er niet meer belangstelling bestond zouden mijn klassen worden afgelast. Een hopeloos gevoel van onzekerheid kwam over me, dat mijn goede bedoelingen afhankelijk waren van anderen en of er wel genoeg studenten geïnteresserd waren in het onderwerp dat ik aanbood.

Mijn gebeden gedurende de zomer hadden me echter kracht gegeven en spoedig had ik de overtuiging veroverd dat daar waar een lesrooster zonder studenten leek te zijn, in diezelfde plaats – in de “woestijn”, om het zo maar eens te zeggen – het goede kon “bloeien als een roos” (zie Jes. 35:1, 2). Ik hield me vast aan deze overtuiging. En twee dagen voor de mogelijkheid tot inschrijven afliep, was de klas die ik had voorbereid geheel vol. Er was zeker reden voor vreugde toen ik mijn studenten op de eerste dag verwelkomde. Ze zouden eens moeten weten hoeveel hoop ik had gekoesterd tijdens de afgelopen zomer en dat zij de prachtige vruchten daarvan vertegenwoordigden.

Het lesgeven dat jaar was een stap vooruit in mijn carrière. Maar nog belangrijker was het dat ik beter begreep dat wij allen hoop in de praktijk moeten toepassen. Of je nu geconfronteerd wordt met een slepend fysiek probleem, een onrechtvaardig beleid, of de uitkomst van schijnbaar willekeurige beslissingen van anderen, er is absoluut niets buiten het bereik van Gods harmonische wet. Zijn goedheid kan eenvoudigweg niet falen. Ik heb geleerd dat ik er van overtuigd kan zijn dat er ondanks stoffelijke weerstand, er iets wonderbaarlijks in mijn bewustzijn gebeurt als ik bid. Zoals het bamboezaad niet lijkt te groeien, maar toch bezig is te ontkiemen en triomfantelijk omhoog te schieten, zo zal ons vertrouwen in God vruchtdragen. Eerst lijkt het of er geen antwoorden zijn, maar Zijn goedheid is gestadig werkzaam, en de openbaring ervan is zeker.

We kunnen ons allen getroost voelen en ons koesteren in het genezende aroma van hoop in volle bloei. God is aanwezig, toont ons Zijn zegeningen, heft ons op en geneest ons. In feite is het onze individuele zending om getuigenis te geven van Zijn macht. Het goede waarop wij hopen ligt besloten in de samenstelling van onze identiteit. Mary Baker Eddy schreef dat ieder van ons “een levende getuige en eeuwig idee is van het onuitputtelijk goede” (Miscellaneous Writings 1883-1896, blz. 83). Als dat geen reden voor hoop is!


Janet Clemens is Christian Science practitioner en leraar in Chicago, Illinois, V.S.

De missie van de Heraut

In 1903 stichtte Mary Baker Eddy De Christian Science Heraut, met het doel: “de universele werkzaamheid en beschikbaarheid van Waarheid te verkondigen” (My 353:14). De definitie van ‘heraut’ in een woordenboek: “voorloper – een boodschapper die vooruit is gestuurd om bekend te maken wat er gaat komen”, geeft een speciale betekenis aan de naam Heraut en wijst ons bovendien op onze plicht – de plicht van ieder van ons – om te zorgen dat onze Herauten hun taak vervullen, een taak die onafscheidelijk is van de Christus en werd aangekondigd door Jezus met de woorden: “Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen” (Markus 16:15).

Mary Sands Lee, Christian Science Sentinel, July 7, 1956

Lees meer over de Heraut en zijn missie.