Ik heb veel reden tot verheuging voor de vele genezingen die ik in Christian Science heb meegemaakt, onder andere een die in 2005 plaatsvond.
In de lente van dat jaar reisde ik alleen door Engeland toen ik hevige, inwendige pijn begon te krijgen. Sommige normale lichaamsfuncties stopten, wat erg verontrustend was. Ik had altijd met succes vertrouwd op Christian Science en dus belde ik een Christian Science practitioner om met me te bidden. Maar het zag ernaar uit dat de vrees de overhand nam, vooral omdat ik alleen was.
Ik besloot meteen terug naar huis te vliegen, naar Florida. Die reis viel niet mee. Eenmaal thuis ging ik door voor mezelf te bidden, en de pijn scheen te komen en te gaan. Ik voelde me machteloos, alsof ik in een val zat. Ik belde een andere practitioner om voor me te bidden.
Uiteindelijk was ik zo verlamd door mijn angstgedachten dat ik aan iets ernstigs leed, dat ik naar de eerstehulpverlening van het plaatselijk ziekenhuis ging. Ik werd geröntgend en de dienstdoende arts zei, dat ik onmiddelijk moest worden geopereerd. Tenslotte werd me verteld dat mijn leven op het spel stond.
Die aangekondigde operatie schudde me wakker en ik zag in wat ik eigenlijk wilde. Ik wist door mijn studie van Christian Science en door voorafgaande ervaringen dat Gods wetten genezen, dat we erop kunnen rekenen dat ze alles corrigeren wat er verkeerd is in ons denken, en dat als resultaat hiervan het lichaam met genezing reageert. Ik redeneerde dat ik als kind van God nooit in een situatie was geweest of kon komen die ongelijk is aan Zijn goede, reine en harmonische aard.
Ik besloot helemaal op Christian Science te vertrouwen. Na één nacht verliet ik het ziekenhuis met de vaste overtuiging dat God ons niet in de steek laat. In de Bijbel staat: “Gij zijt te rein van ogen, dan dat Gij het kwade zoudt zien” (Hab. 1:13). Daarom hoefde ik, als Zijn kind, geen enkele kwaadaardige, ongezonde of pijnlijke conditie te tolereren.
Toen ik thuis kwam belde ik de practitioner weer op die kalm en onwankelbaar, hardop biddend, mijn volkomen vrijheid van die diagnose vaststelde. Gerustgesteld dacht ik aan de Psalm die over God zegt: „Gij zijt goed en goeddoende” (119:68). Dit bevestigde mijn overtuiging, dat Hij me niet zou laten lijden en dat ik daarom niet door enige ziekte of pijn kon worden aangetast.
De volgende twee dagen probeerde ik mijn gedachten gericht te houden op het feit dat ik, als Gods gelijkenis, helemaal geestelijk was — in Hem leef, beweeg en ben (zie Hand. 17:28). Geleidelijk verdwenen de angst en pijn en op de tweede dag functioneerde mijn lichaam weer normaal. Ik voelde me helemaal de oude en bedankte de practitioner voor haar gebed.
Een paar dagen later echter keerde de pijn terug, met de angst. Ik belde de practitioner weer en vroeg haar nogmaals met me te bidden. Ze zei: „Er is maar één jij!” Ik realiseerde me onmiddellijk dat ik had geloofd zowel stoffelijk als geestelijk te zijn, de ene met een disfunctioneel lichaam en de andere met een door God geschonken perfecte identiteit. Dit dualistisch geloof van leven in zowel de stof als in Geest, was incorrect.
Op dat moment zag ik klaar en helder dat mijn ware leven, mijn enige leven, in God, Geest, alleen was. Ik wist dat ik helemaal was genezen en ik was onmiddellijk vrij van alle vrees en pijn. En dat ben ik nog steeds.
Santa Barbara, Californië, V.S.