Soms, wanneer we met een probleem worden geconfronteerd, lijkt het alsof onze gedachten op hol slaan, heen en weer schieten tussen waarom, wanneer en waar. Tegelijk bedenken we de oplossing en hoe die tot stand zou moeten komen. Vaak herhalen gesprekken en gevoelens zich eindeloos in ons hoofd, totdat we uitgeput zijn. Maar juist dan komt vaak het keerpunt: het besef dat we stil moeten worden en bidden, luisteren naar wat God tegen ons zegt.
Christus Jezus leerde zijn discipelen hoe ze dit konden doen. Hij zei: “Wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader, Die in het verborgene is; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden” (Mattheüs 6:6). Die binnenkamer is waar we gemeenschap hebben met God, het goede. Het is een geestelijk-mentale plek waar het rumoer en de drukte van het leven tot rust komen, al is het maar voor even en we Gods aanwezigheid voelen en Zijn stem horen. Zelfs als we lichamelijk actief zijn, zijn we mentaal stil – goddelijk luisterend, geestelijk alert. Deze geestelijke binnenkamer is een heilige schuilplaats waar we gemeenschap hebben met God, zoals Jakob deed – van aangezicht tot aangezicht (zie Genesis 32:24–30).
Mary Baker Eddy, de Grondlegster van Christian Science, legt uit: “De binnenkamer is een symbool voor het heiligdom van Geest … ” (Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift, blz. 15).
In dit heiligdom gaat het niet om uit het hoofd geleerde gebeden, gedachteloos lezen of verstrooid luisteren naar podcasts of kijken naar video’s over spiritualiteit. Het gaat om juiste mentale activiteit: redeneren op basis van Gods wetten. Het kan beginnen met een geestelijk feit, zoals “God is liefde” (1 Johannes 4:8), en dan voortgaan met redeneren zoals: “Aangezien God liefde is, zorgt Hij ook voor, ondersteunt en omarmt Hij ieder van Zijn kinderen, inclusief mij. Omdat liefde Gods aard is, is dit ook mijn aard, want ik ben Gods beeld en gelijkenis. Als de weerspiegeling van God, Geest, ben ik geestelijk, word bestuurd door God en omvat eigenschappen zoals volmaaktheid, heelheid en vrijheid. Geen ziekte – geen woede, haat of angst – bestaat in deze relatie tot God en Zijn geestelijke schepping, want God omvat niets daarvan. Omdat God geheel goed is, kent Hij geen kwaad en als ik het kwaad zie of ervaar, weet ik dat dit niet van God komt. Deze werkelijkheid is het tegenovergestelde van het geloof in kwaad en omdat ik Gods kind ben, is alles goed; alles is volmaakt.”
Deze manier van mentaal actief zijn, zal voor ieder van ons verschillen, omdat ieder op zijn eigen manier met God communiceert. Het begint mogelijk met de geestelijke intuïtie die bij ons allen ingebouwd en werkzaam is in ons bewustzijn. Dit opent de gevangenisdeuren van ziekte en wanhoop en geneest het hart, doordat we Gods stem en tederde woorden horen, misschien zelfs met een verrassende boodschap. We zijn een hoger denkgebied binnengetreden, dat ons beschermt tegen de agressie van de wereld.
Mary Baker Eddy merkt later in bovengenoemde alinea op dat we in onze geestelijke binnenkamer – deze plek van juiste mentale activiteit of gebed – ons denken moeten afsluiten voor alle chaos die verband houdt met problemen en de gedachte alleen openstellen voor “gehoor vinden bij Geest” – bij God. Hoe doen we dat?
Als we meer begrijpen en leren over Gods almacht en altijd-aanwezigheid, opent onze gedachte zich op natuurlijke wijze om de geboden, geruststellingen en verlichting van Geest te ontvangen. We horen de beloften en leiding van Geest en, nog belangrijker, we belichamen niet alleen het verlangen om Gods doel te vervullen, maar ook een versterkt vermogen om dat te doen. Ieder van ons, als Gods kind – de kroon op Zijn schepping – is liefdevol, bekwaam, eeuwig, geestelijk wakker en, via juiste mentale activiteit, goddelijk in staat om elk geloof te weerleggen dat het kwaad onze plaats en eenheid met God, het goede, zou kunnen ondermijnen.
Op een winterdag zaten mijn man en ik bij een warm vuur met onze dochter en haar man, terwijl we om de beurt hun dochtertje vasthielden en observeerden. De kleine voelde zich niet lekker en we bleven dicht bij haar en baden voor haar.
Terwijl ik dit tafereel gadesloeg, besefte ik dat twijfel noch ongeloof Gods kracht kon tegenhouden om de gezondheid van dit kleine meisje te openbaren. Ik besefte ook dat geen enkele angstige gedachte – of die nu van ouders, grootouders of algemeen werelds denken kwam – ziekte of ongemak aan haar kon hechten en dat haar ware Vader-Moeder, God, die de Liefde Zelf is, direct verantwoordelijk voor haar was en haar gezondheid in stand hield. Ik draaide mijn gedachte om en zag een onbevreesde moeder en een vertrouwende vader en had een verwachting van het goede – en voelde me innerlijk bevrijd.
Op datzelfde moment keek mijn dochter me verbaasd aan en ik zei, doelend op het geloof in ziekte of angst: “Het is gebroken. Ze is in orde.” De kleine stond ogenblikkelijk op, vrij van alle symptomen van ziekte en begon meteen te spelen alsof niets haar ooit had weerhouden van haar door God gegeven vreugde. We voelden en erkenden allemaal de goddelijke aanwezigheid. Dat is wat onze familie een “aha-moment” noemt – een bewustzijn van Gods aanwezigheid dat wordt bewezen in genezing.
Er is meer te lezen over Mary Baker Eddy’s behulpzame uitleg over onze mentale binnenkamer. De volledige zin luidt: “De binnenkamer is een symbool voor het heiligdom van Geest, waarvan de deur de zondige zin buitensluit, maar Waarheid, Leven en Liefde binnenlaat.” Onze juiste mentale activiteit – onze gemeenschap met God – opent niet alleen de deur naar het heiligdom van Geest, maar laat Waarheid, Leven en Liefde – God – binnen. En dan komen de “aha-momenten” naar onze luisterende gedachte.
Lynn G. Jackson, Gastredacteur