Wanneer je denkt dat je niet hebt wat nodig is om te genezen, zoals Jezus deed, denk dan nog eens na. Er is niemand die het niet in zich heeft om te genezen, omdat er niemand is die het niet in zich heeft om lief te hebben, zoals Jezus liefhad. Zo eenvoudig is het echt.
Ik herinner me een moment van vele jaren geleden toen dit idee echt aankwam. Het was tijdens een familievakantie toen mijn destijds zevenjarige neefje en ik een kamer deelden. Midden in de nacht werd ik wakker en ontdekte dat hij een hevige bloedneus had gehad (zijn moeder had me eerder verteld dat dit af en toe gebeurde).
In plaats van te proberen hem uit zijn diepe slaap te wekken om de boel schoon te maken, besloot ik een paar momenten te nemen om gewoon van mijn neefje te houden. Dit omvatte een oprecht verlangen om hem te zien, zoals ik wist dat God hem zag, op dat moment en daar – niet als een kwetsbare, lichamelijke sterveling, die onderhevig is aan bloedneuzen, maar als Gods volledig geestelijk, geliefde kind.
Voor sommigen klinkt dat misschien als weinig meer dan positief denken. Maar het is echt een krachtige vorm van gebed. Het was ook een welkome herinnering aan de aanwezigheid en de kracht van Christus, de goddelijke boodschap van God die ons verzekert dat we niets te vrezen hebben – dat er geen enkele situatie is, waarin God niet voor ons zorgt, waarin Hij niet van ons houdt. Als dit waar was voor mij, zoals ik begreep, dan was het ook waar voor mijn neefje.
Ik moet in slaap zijn gevallen, want voor ik het wist was het ochtend en was mijn neefje al op weg naar het ontbijt. Toen ik de keuken inliep, hoorde ik zijn moeder vragen hoe hij had geslapen. “Geweldig,” zei hij, zonder ook maar iets te zeggen over of zich te herinneren van wat er was gebeurd. Later werd me verteld dat er snel een einde was gekomen aan deze bloedneuzen.
Wat was hier gebeurd? Had ik gewoon een paar liefdevolle gedachten over mijn neefje en zag ik daardoor iets verbazingwekkends gebeuren? Ik denk het niet. Om een citaat uit het Nieuwe Testament te lenen (zie bijvoorbeeld Mattheüs 14:14), zou ik het in plaats daarvan omschrijven als dat ik “innerlijk met ontferming bewogen [was]” – door God was geïnspireerd om iets te zien van de aangeboren onschuld van Gods schepping – dat ik in zekere mate de liefde van de goddelijke Liefde, God weerspiegelde, die ons allen in staat stelt om diezelfde weerspiegeling van Liefde in anderen te zien.
Mary Baker Eddy, die de goddelijke Wetenschap ontdekte achter de genezingen waarover we in de Bijbel lezen – en die wijzen op ons eigen vermogen om te genezen – schrijft: “Evenals de weerspiegeling van uzelf in de spiegel verschijnt, bent u, omdat u geestelijk bent, de weerspiegeling van God. De substantie, het Leven, de intelligentie, Waarheid en de Liefde, die de Godheid vormen, worden door Zijn schepping weerspiegeld en wanneer we het valse getuigenis van de lichamelijke zinnen ondergeschikt maken aan de feiten van de Wetenschap, zullen wij deze ware gelijkenis en weerspiegeling overal zien“ (Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift, blz. 516).
En ik zou kunnen toevoegen: in iedereen.
Natuurlijk was niemand hier beter in dan Christus Jezus. Jezus had lief en daarom genas Jezus. Maar het ging er minder om wat Jezus dacht of zelfs wat hij zei, dan om de liefde van God die hij weerspiegelde, de zuiverheid van Gods schepping die hij zag en het genezende effect, dat zo'n goddelijk geïnspireerde blik op anderen had.
Zo is het ook met ons. In verhouding tot onze toewijding om lief te hebben, zoals Jezus deed, zal ons vermogen om te genezen, zoals Jezus deed, toenemen.
Het is niet altijd gemakkelijk om zo volledig en consequent van anderen te houden als Jezus deed. Er zijn momenten, waarop we niet het gevoel hebben dat we het geduld opbrengen om lief te hebben of we hebben onszelf er op de een of andere manier van overtuigd, dat er mensen zijn, die onze liefde gewoon niet waard zijn. Hoewel dergelijke minder liefhebbende gedachten normaal en zelfs te rechtvaardigen lijken, is de weerstand die we voelen om in overeenstemming met onze altijd liefhebbende schepper te denken en handelen, eigenlijk onnatuurlijk. “Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft”, staat er in de Bijbel (I Johannes 4:19), wat impliceert dat onze impuls om lief te hebben en daarmee ons vermogen om te genezen, worden geforceerd door een kracht die niet kan worden weerstaan.
Soms is dit enige wat nodig is om genezing op gang te brengen, eraan herinnerd te worden.
Als ik terugkijk op de genezing van mijn neefje, valt mij het meest op, dat ik ondanks de potentieel alarmerende situatie niet in het minst bang was; ik ben ervan overtuigd, dat het resultaat van dit eenvoudige, maar toch duidelijk Godgeïnspireerd verlangen om lief te hebben, mijn gebed in beweging zette.
“Er is in de liefde geen vrees,” verklaart Johannes (1 Johannes 4:18). En waar geen vrees is, daar is genezing.