Vele jaren was ik directeur van een openbare school. Het was een goede school, in een leuke buurt en de teamgeest onder het schoolpersoneel was uitstekend. Kort nadat ik daar begon te werken, zag ik echter dat de opslagruimte voor de gymnastiekapparatuur van de school zeer beperkt was en dat er geen geschikte ruimte was voor de buitensportuitrusting. Dus ik dacht, waarom bouwen we geen extra opslagruimte bij de school?
Toen ik dit idee ter sprake bracht tijdens een bijeenkomst met verschillende andere schoolhoofden, kreeg ik alleen maar negatieve reacties. Ze vertelden me onder andere dat twee voormalige directeuren van onze school al hadden geprobeerd toestemming te krijgen voor een soortgelijk voorstel en dat hun verzoeken door de gemeentelijke instantie van onderwijs waren afgewezen. Ze adviseerden me om er niet meer over na te denken, want het zou tevergeefs zijn.
In het begin was ik het eens met mijn collega's. Waarom zou ik een voorstel doen voor meer opslagruimte als twee andere directeuren het al hadden geprobeerd en dat tot niets had geleid? Diep van binnen bleef ik echter een immense liefde voelen voor de school, voor mijn werk daar en vooral voor de kinderen, die ik heel graag op deze manier wilde helpen.
Het viel me op dat mensen vaak ontmoedigd raken door gedachten die herhaaldelijk beweren dat iets nooit zal lukken; dat iemand niet goed genoeg is voor de baan; of dat iemand niet geliefd is of niet echt van anderen kan houden. Dit is wat er door mij heenging toen ik nadacht over de behoefte aan meer ruimte voor de school. Maar mijn gebeden weerhielden me ervan ontmoedigd te raken, omdat ik wist dat gebed een effectief antwoord biedt.
Ineens kwam er een sterk verbeterde gedachte bij me op. Ik realiseerde me dat de liefde die ik in de loop der jaren voor de kinderen had gevoeld, eigenlijk de weerspiegeling was van Gods oneindige liefde voor Zijn schepping. En niet alleen ik drukte deze liefde uit, maar alle kinderen van God. Een andere naam voor God is Liefde en Hij is Eén en ondeelbaar. Niemand kon zijn eigen voorraad liefde hebben los van de bron. God is ook Gemoed en Gemoed is onbegrensd in zijn mogelijkheden om goed te doen. Gemoed kan niet worden verdeeld in afzonderlijke gemoederen, negatief of positief.
Ik wist dat deze gedachten een solide geestelijke basis hadden. Toen ik vrede had met het feit dat de ondeelbare God altijd actief is en dat ontmoediging en twijfel mijn ervaring niet konden vormen, tenzij ik dat toeliet, viel die laatste veronderstelling volledig weg. Daarna ben ik mijn motieven voor dit project gaan onderzoeken om er zeker van te zijn dat ze zuiver waren. Ja, dacht ik, ik wilde de uitbouw toch niet voor mijn eigen glorie, maar omdat het de school ten goede zou komen en meer bewijs zou leveren van de orde en harmonie van de Schepper. Dus maakte ik een afspraak met de afdeling van onderwijs. In eerste instantie was ik van plan om alles op te schrijven wat ik tijdens de vergadering wilde zeggen. Maar ik liet die gedachte los. In plaats van zelf oplossingen te zoeken en alles van tevoren te schetsen, zou ik erop vertrouwen dat de juiste woorden mij tijdens ons gesprek zouden worden gegeven door het goddelijk Gemoed. Daar is een precedent voor in de Bijbel. Jezus zei tegen zijn volgelingen: “wees [dan] van tevoren niet bezorgd wat u spreken moet, en bedenk het niet; maar wat u op dat moment gegeven zal worden, spreek dat, want u bent het niet die spreekt, maar de Heilige Geest” (Markus 13:11).
Ik vond een gewillig oor en begrip dat op me wachtte. Na twee of drie weken kreeg ik bericht dat ze het erover eens waren en goedkeuring gaven voor het aanbouwen van een ruimte, die groot genoeg zou zijn . En dat is precies wat er na verloop van tijd gebeurde.
Ik voelde dat ik een nieuwe stap had gezet op mijn geestelijke reis en dat deze profetie van Mary Baker Eddy over het onvermijdelijk monddood maken van negatieve overtuigingen was uitgekomen: "Waarheid spreekt luider, duidelijker en dwingender dan ooit. Dwaling loopt heen en weer over de aarde, probeert boven de Waarheid uit gehoord te worden, maar haar stem sterft weg in de verte“ (Miscellaneous Writings 1883–1896, blz. 277).