Gebed dat stevig verankerd is in de leringen van Jezus en Mary Baker Eddy’s openbaring van Christian Science is een krachtig genezend middel. Er staan regelmatig artikelen in de Sentinel, The Christian Science Journal en de Christian Science Heraut die speciaal zijn geschreven om de genezingsresultaten die wij zoeken te helpen realiseren en algemene misvattingen over het beoefenen van Christian Science op te helderen en te corrigeren.
Veertig jaar geleden kwam er een film uit met de titel Wiens leven is het eigenlijk? Het verhaal ging over een beeldhouwer die de diagnose van een blijvende verlamming kreeg en wilde sterven. Zoals de titel van de film al suggereert, spreken en denken we vaak over ons leven alsof het iets is dat ons toebehoort. Vanuit dat perspectief gezien is het leven een ervaring die makkelijk of moeilijk kan zijn, kort of lang kan duren, en kan worden gegeven en weggenomen.
Maar de Hebreeuwse Geschriften spreken over God als ons leven. Mozes vertelde de Israëlieten: De Heere, uw God … is uw leven en de verlenging van uw dagen” (Deuteronomium 30:20). De diepzinnig geestelijk denker Mary Baker Eddy schrijft in haar bekendste en meest gelezen boek Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift: “Stervelingen hebben een zeer onvolkomen begrip van de geestelijke mens en van de oneindige draagwijdte van zijn gedachten. Hem behoort het eeuwige Leven” (biz. 258). Te zeggen dat God ons leven is, gaat gepaard met een radicaal nieuwe manier van naar onszelf kijken en hoe wij denken over onze ware identiteit. We zien dan dat het leven niet door God wordt gegeven of weggenomen; Leven is God.
Nu, vandaag, kunnen wij onszelf opnieuw definiëren, beginnend met dat simpele idee: “God is mijn leven.” Dit feit stelt ons ondermeer in staat te erkennen dat wij onuitputtelijke vitaliteit, ontembare kracht, bewegingsvrijheid en eindeloze energie bezitten.
Enige tijd geleden, na terugkomst van een inspannende reis naar Afrika, kreeg mijn vrouw een ernstig geval van gele koorts. Een van de symptomen was totale uitputting. We baden samen om de uitspraak van Mozes, dat God ons leven is, beter te begrijpen.
Opmerkelijk is, dat Mary Baker Eddy Leven noemt als een van de namen om God mee te identificeren; als onderdeel van haar antwoord op de vraag “Wat is Leven?” stelt ze: “Leven is noch in, noch van de stof” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 469). Mijn vrouw en ik zagen in dat het niet ons doel ons was om iets met of aan de stof – een stoffelijk lichaam – te doen. In plaats daarvan baden we om het feit dat zij de directe uitdrukking van het goddelijk Leven, God, Geest, was meer te waarderen. Wat een verschil!
Vervolgens was het noodzakelijk om haar verwantschap met God, met Leven zelf, te bevestigen. Hierbij was het voorbeeld van Christus Jezus, zoals geïllustreerd door zijn verklaring. “Ik en mijn Vader zijn één” (Johannes 10:30), van onschatbare waarde. Jezus sprak over zijn onafscheidelijkheid van zijn Vader, God. En ook wij zijn als Gods kinderen onafscheidelijk van Hem. We konden zo duidelijk zien dat mijn vrouw onlosmakelijk één was met haar goddelijke bron, met haar Vader die in de hemel is, dat het idee van een leven gescheiden van God belachelijk begon te lijken. We begonnen geleidelijk het idee te waarderen dat evenals zij God weerspiegelde, het goddelijk Leven haar leven uitmaakte.
In gebed werd het ons allebei duidelijk dat als we God identificeren als Leven, de bron en aard van al het bestaan, dit betekent, dat we ons afkeren van het idee dat er leven in de stof is. Het concept van een fysiek lichaam verdween uit onze gedachten en maakte plaats voor een geestelijk besef van leven als levendigheid van gedachten.
In feite konden we deze levendigheid van gedachten in verband brengen met poëzie. Mijn vrouw genoot bijzonder van het schrijven van poëzie. Ze hield ervan om beweging en levendigheid vast te leggen in een breed scala aan artistieke media, maar vooral door woordgebruik. Ik herinnerde me een gedicht dat ze had geschreven over de vrolijkheid en speelsheid van dartelende eekhoorntjes en herinnerde haar daaraan. We zagen dat deze eigenschappen afkomstig waren van God, de bron van al het leven en erkenden Leven met een hoofdletter L. Zelfs al konden we de uitbundige vreugde fysiek niet zien, we konden aanvoelen wat het geestelijk vertegenwoordigde.
Terwijl wij baden, keerde de kracht langzaam maar zeker terug in haar eigen manifestatie van Leven. De gele huidskleur verdween; beweging werd natuurlijk, zelfs vreugdevol. De genezing was voltooid, zonder aanhoudende nawerkingen. Deze ervaring liet mij zien hoe belangrijk het is om ons af te keren van alle informatie die onze fysieke zintuigen rapporteren wanneer we ons op het lichaam concentreren,, en in plaats daarvan onze gedachten te richten op het goddelijk Leven en de vitale uitdrukking ervan.
Wetenschap en Gezondheid legt uit: “Het kwaad heeft geen werkelijkheid. Het is geen persoon, geen plaats en geen ding, maar slechts een geloof, een waanvoorstelling van de stoffelijke zin” (blz. 71). Voorheen waren mijn vrouw en ik onder de indruk geweest van wat onze stoffelijke zintuigen communiceerden. Nu we ons van die berichten afwendden, begonnen we te waarderen wat onze geestelijke zin kon waarnemen.
“Persoon, plaats, ding” wordt door grammatici gedefiniëerd als zelfstandig naamwoord dat substantie aangeeft. Substantie is een woord waaraan Eddy een totaal nieuwe betekenis geeft. In Christian Science is substantie 100 procent geestelijk. God, van wie de Bijbel verklaart dat Hij Geest is, definiëert zij onder andere als “alle substantie” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 587). Dus in onze gebeden waren wij begonnen met de mens in het algemeen en mijn vrouw in het bijzonder, te herdefiniëren als gemaakt van de ware substantie – de geestelijke substantie van vreugde en grenzeloze energie.
Is het mogelijk om dit consequent te doen? Dit is een cruciale vraag. Als we niet consequent zijn, gebruiken we gebed uitsluitend als een remedie voor lichamelijke of andere problemen en zetten we gebed opzij, totdat er zich een nieuw probleem aandient. Door consequent te zijn in ons gebed, kunnen we zonder meer en te allen tijde bevestigen dat God Leven is.
Volgens de biografen van Jezus, de schrijvers van het Evangelie, spreekt Jezus vaak – zelfs dringend – over het koninkrijk van God. Hij gaat in het bijzonder in op de tendens om het koninkrijk te zien als ver verwijderd. Een tendens die vandaag de dag nog steeds gangbaar is. Maar Jezus verzekert zijn volgelingen dat zij hun hart en gemoed moeten veranderen. Hij zegt: “Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” (Mattheüs 4:17). Ook wij kunnen en moeten dit koninkrijk mentaal binnengaan met ons hart en gemoed. We doen dit wanneer we begrijpen dat Leven God is en daarom eeuwig – in plaats van iets dat door God is gegeven, wat kan suggereren dat God het zou kunnen wegnemen.
Dit koninkrijk is mentaal, in het denken, waar we het gebruik van onze geestelijke zin perfectioneren. Dan begrijpen we dat Gods koninkrijk niet ver weg, maar hier is. Het is hier, mentaal, waar we stoppen met onszelf en anderen te identificeren als een stoffelijk wezen met een stoffelijke geschiedenis en allerlei fysieke behoeften, en ons wenden naar de erkenning dat wij allen door God zijn geschapen als het reine en volmaakte beeld van Leven, bruisend van originaliteit, activiteit en schoonheid.
Wanneer wij begrijpen dat dit koninkrijk hier is en niet daar, beginnen we het te zien als ons thuis, waar “wij leven, ons bewegen en bestaan” (zie Handelingen 17:28), en we beginnen gehoor te geven aan het gebod van Jezus om ons te bekeren – ons hart en gemoed te veranderen. Onze geestelijke zin stelt ons in staat om onszelf en onze naasten en heel Gods schepping geestelijk te identificeren. Niets heeft een eigen leven, los van God; ieder is een prachtige uitdrukking van het goddelijke Leven.