Tegen de tijd dat ik bij mijn appartement arriveerde, was het enige dat ik nog kon doen neerploffen op mijn bed. Ik had last van een assortiment griepverschijnselen en snakte ernaar om te gaan slapen. Maar voordat ik dat deed, belde ik mijn moeder en vroeg haar om voor me te bidden.
Dit gebeurde bijna 25 jaar geleden en ik herinner me alle details van ons gesprek niet meer. Maar ik weet nog wél hoe getroost ik me voelde toen mam me verzekerde, dat ik gemaakt was naar het beeld en de gelijkenis van God (zie Genesis 1:26,27); dat God, de goddelijke Geest, zowel de bron als de substantie van mijn wezen was en dat God me liefhad.
Kort nadat we opgehangen hadden, viel ik in slaap. Toen ik de volgende ochtend opstond, was ik helemaal in orde en ik heb sindsdien nooit meer griep gehad.
Toen ik, in verband met de huidige pandemie, terugkeek naar deze ervaring, heb ik me afgevraagd of onze liefde voor God en een grote waardering voor Zijn liefde voor ons, genoeg is om de wereld van ziekte te bevrijden, of dat er ook een meer consistente toewijding nodig is om elkaar lief te hebben – dat we erop letten dat onze gedachten over anderen, Gods gedachten over ons weerspiegelen. Jezus zei : ”U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf” (Mattheüs 22:37-39).
De inzet om anderen lief te hebben is tegenwoordig te zien in de onzelfzuchtigheid van frontlijnwerkers die essentiële diensten verlenen aan de gemeenschap en aan de vriendelijkheid waarmee buren elkaar helpen. Maar toch, hoe vaak denken we bij deze en zoveel andere uitingen van liefde, aan iets dat wijst op een grotere kracht – krachtig genoeg om fysieke genezing te bewerkstelligen? Jezus bewees keer op keer, door anderen te genezen, dat er een hogere liefde is dan zelfs de meest onzelfzuchtige menselijke liefde, een liefde die Gods liefde voor ons weerspiegelt – puur, constant en onvoorwaardelijk. Mary Baker Eddy, de Ontdekster en Grondlegster van Christian Science, wist dit ook toen ze in haar boek Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift schreef: “Het gebed, dat de zondaar hervormt en de zieke geneest, is een onvoorwaardelijk geloof, dat alle dingen mogelijk zijn voor God – een geestelijk begrijpen van Hem, een ontzelfde liefde” (blz.1).
Natuurlijk zou de conventionele wijsheid aanvoeren dat er meer nodig is dan een groepsknuffel, hoe innig ook, om ons te bevrijden van iets zo uitdagend als een pandemie. Daar zou ik het mee eens zijn. Maar conventionele wijsheid is ook afhoudend om de mentale aard van ziekte te erkennen – om de betekenis te erkennen van Jezus’ practische demonstratie en Eddy’s uitleg van die Christelijke liefde die ernaar streeft om alleen het goede te zien dat God, het goede, ziet. Uiteindelijk, als “ontzelfde liefde” ziekte geneest, dan geldt ook de stelling dat elke tegenovergestelde gemoedstoestand, zoals vrees, boosheid, vijandelijkheid, enzovoort, leidt tot het bevorderen van ziekte – of erger nog, zich fysiek presenteert als ziekte, zoals Christian Science leert. Conventionele wijsheid weigert ook ronduit toe te geven dat de almacht van God, de goddelijke Liefde, ziekte geneest.
Wat er dan van ons verwacht wordt, is niet alleen de alheid van Liefde te erkennen als het ultieme middel tegen ziekte, maar ook anderen en onszelf te zien als de essentiële uitdrukking van Liefde, van nature en onvermijdelijk geneigd om lief te hebben. Zoals in de Bijbel staat: “Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft” (1 Johannes 4:19).
Dit betekent niet dat het altijd makkelijk is om anderen lief te hebben. Er kunnen bijvoorbeeld momenten zijn dat we merken te zwichten voor de duivelse leugen dat iemand of een bepaalde omstandigheid – onze buren, onze collega’s, onze politici, een pandemie – het op een of andere manier heeft gepresteerd om ons van Gods goedheid te beroven, of er is een zogenaamde legitieme reden waardoor wij niet in staat zijn om God volledig tot uitdrukking te brengen en te genieten van alles wat Hij ons heeft gegeven. Als dit gebeurt staan we voor een cruciale keuze tussen het accepteren of verwerpen van het denkbeeld dat er een aan God tegengestelde macht is.
Ironisch genoeg, is dit een van die momenten dat we misschien het meest ontvankelijk zijn voor Waarheid, een synoniem voor God dat Eddy in haar geschriften vaak koppelt aan Christus. Het is deze altijd-tegenwoordige Christus, “de ware idee, die het goede verkondigt, de goddelijke boodschap van God aan de mensen, die tot het menselijk bewustzijn spreekt”(Wetenschap en Gezondheid, blz. 332), die God, de goddelijke Liefde, openbaart als de enige ware macht. We moeten dit vooral weten met het oog op de machteloosheid van haat, een gedachtenstaat die Eddy associeert met de giftige aard van besmettelijke ziekte. In haar Miscellaneous Writings 1883-1896, stelt ze: “ ... Haat niemand; want haat is een pestvlek die zijn virus verspreidt en uiteindelijk doodt. Indien gedoogd, krijgt het de overhand over ons; bezorgt zijn bezitter lijden op lijden, door alle tijden heen en voorbij het graf” (blz. 12).
Als we een aanvechting voelen om andere mensen te haten of te zien dat anderen haat in zich meedragen, moet deze aanspraak op een van God gescheiden macht frontaal worden getackeld. En het is de Christus die ons inspireert dat te doen door onderscheid te maken tussen wat waar en niet waar is over God en over ons allemaal als Zijn weerspiegeling; niet alleen maar lief te hebben die ons liefhebben, maar ook onze zogenaamde vijanden; ons meer bewust te worden van de alheid van die goddelijke Liefde die geneest. Het resultaat hiervan is dat wij in gebed het lijden van de wereld effectief aanpakken.
Terugdenkend aan mijn eigen genezing zoveel jaar geleden, word ik eraan herinnerd dat de overtuiging van Gods liefde voor ons vaak onze liefde voor elkaar motiveert. En het is onze liefde voor elkaar die dan de deur wijder opent om Gods liefde voor ons te voelen. Deze onophoudelijke kringloop van Liefde – “Liefde wordt weerspiegeld in liefde” zegt Eddy (Wetenschap en Gezondheid, blz. 17) – vermindert onvermijdelijk vrees, lost haat op en stelt ons in staat om ons deel bij te dragen aan het beëindigen van deze pandemie.