Een recent redactioneel artikel ging erover dat voorbij de persoonlijkheid van anderen te kijken de sleutel is tot de toepassing van Christian Science (zie Tony Lobl: “The freedom to not ‘cling to personality,’ ” Sentinel, Juni 28, 2021). In veel opzichten is dít redactioneel artikel een deel twee, dat het belang onderzoekt van uitrijzen boven het argument van persoonlijkheid in onszelf.
Mary Baker Eddy, de Ontdekster van Christian Science, benadrukte de noodzaak verder te kijken dan persoonlijkheid naar onze geestelijke identiteit. Het vermogen hiertoe wordt met een vleugje humor duidelijk gemaakt in haar korte autobiografisch werk Terugblik en Inblik. Het hoofdstuk getiteld “Persoonlijkheid” sluit ze af met: “Mijn eigen lichamelijke persoonlijkheid kwelt mij niet voorzover ik weet, want ik wens er nooit aan te denken – en zij kan niet denken aan mij” (blz.74).
Persoonlijkheid is een stoffelijk begrip van onze individualiteit, een geaardheid die goede en slechte eigenschappen behelst en soms gevoelens heeft die schommelen tussen extatisch en diepbedroefd. Het kan inhouden dat we onszelf in gedachten prijzen voor zaken die geen lof verdienen of onszelf verachten terwijl we achtenswaardig zijn. Die twee gemoedstoestanden kunnen zelfs met elkaar verweven zijn.
Ongetwijfeld lijkt deze manier om jezelf te zien voor de meesten van ons normaal. Maar zo’n wisselvallig zelfbeeld is verkeerd. Het betekent dat wij iets accepteren dat te kort doet aan onze ware geestelijke aard als Gods dochters en zoons – ons ware leven in God, het goddelijk Leven.
Als wij ons identificeren met iets dat minder is dan deze godgelijkende aard, zullen we daar afstand van moeten doen. Hoe sterk de aantrekkingskracht van persoonlijkheid ook mag lijken, de aantrekkingskracht om ons leven in God te leren kennen is oneindig veel sterker omdat de geestelijke werkelijkheid ons daartoe aandrijft. Persoonlijkheid is onwerkelijkheid, het namaaksel van wat wij in werkelijkheid zijn als de uitdrukking van God, Geest. Dus persoonlijkheid kan niet over ons denken en nooit ons echte zijn bepalen. Als we ons tot Geest wenden om onze geestelijke identiteit als Gods weerpiegeling te vinden, zullen beperkte en beperkende opvattingen over wie we zijn hun houvast verliezen.
De Bijbel illustreert dit in een verslag over de Babylonische heerser Nebukadnezar (zie Daniël 4:4-37). Toen hij zijn succesvolle koninkrijk overzag, prees hij zijn eigen macht en majesteit. Een dergelijke zelfverheerlijking is gebaseerd op het drijfzand van stoffelijke waarneming. Spoedig daarna belandde hij dan ook in de greep van negatieve, onwaardige zelfbeschouwing. Nebukadnezar werd krankzinnig en verstoten uit zijn koninkrijk en de samenleving. Daniël, een vrome Hebreeër die in Babylon woonde, had dit voorspeld toen hij een droom uitlegde die de koning hem had verteld, en deze uitleg duidde op de mentale aard van het probleem van de koning. Als Gods schepping is ieder van ons geweldig, want dat is de ware identiteit van zowel degenen die tijdelijke macht uitoefenen als van ons allemaal. Maar Nebukadnezar had het zicht verloren op waarom dit zo is. In plaats van zijn prestaties toe te schrijven aan God en Gods eeuwige macht, geloofde de koning dat hij ze zelf tot stand had gebracht.
Uiteindelijk kreeg nederigheid de overmacht. De koning had een hervormend visioen van de goddelijke macht, die alles wat wij bereiken mogelijk maakt. Je kunt zijn vreugde voelen toen hem duidelijk werd dat God de bron is van al het goede, en hij sprak: “... Ik, Nebukadnezar, [sloeg] mijn ogen op naar de hemel, want mijn verstand kwam in mij terug, en ik loofde de Allerhoogste en prees en verheerlijkte Hem Die eeuwig leeft. Zijn heerschappij is immers een eeuwige heerschappij, en Zijn Koninkrijk is van generatie op generatie” (vers 34). De koning werd hersteld in zijn koningschap en hem werd “uitzonderlijke grootheid” toegekend.
Een dergelijke hervorming van ons egocentrisch zelfbeeld is net zo essentieel wanneer we tobben over zogenaaamde mislukkingen. Want ook in dat geval wordt God buiten beschouwing gelaten en definiëren wij onszelf als persoonlijke scheppers van goed en kwaad. Deze omgekeerde ijdelheid wordt op dezelfde manier omvergeworpen als de eigendunk van Nebukadnezar. Wij prijzen God, accepteren dat God ons heerschappij geeft over de werken van Zijn handen (zie Psalmen 8:7) en weten dat God iedereen in elke generatie, inclusief ons, nu en altijd bestuurt. Als we dit begrijpen en toegeven dat we een zuiver geestelijke manifestatie zijn van de ene Oorzaak en Schepper, die oneindige goedheid is, herwinnen we een geestelijke evenwicht en zien hoe we verder moeten gaan.
Op welke manier persoonlijkheid ons ook zou willen verleiden, we vinden de ware maatstaf in de werken van Christus Jezus die vrij was van persoonlijkheid, zoals ieder van ons er in werkelijkheid vrij van is. En Mary Baker Eddy gaf een voorbeeld van wat het betekent om zijn tijdloos voorbeeld te volgen – door niet aan onszelf te denken als aan een lichamelijke persoonlijkheid. Een van haar leerlingen herinnert zich haar uitspraak: “Alles wat ik ooit heb volbracht is gedaan door Mary opzij te zetten en God te laten weerspiegelen” en om de macht hiervan aan te geven, vervolgt ze: “Wanneer ik deze gemoedsgesteldheid had bereikt, waren de zieken genezen zonder een woord” (We knew Mary Baker Eddy, Uitgebreide Editie, deel 1, blz. 270).
Het artikel van Deborah Huebsch “How we can have quicker healings” in de Christian Science Sentinel van 19 juli 2021, beschrijft hoe wij dit allen kunnen echoën. Het illustreert hoe onmiddellijke genezingen worden ervaren door een persoonlijke kijk op onszelf uit de weg te ruimen om Geest, God, tot uitdrukking te laten komen. Wanneer de verkeerde opvatting dat we een tweezijdige persoonlijkheid hebben, plaats maakt voor de werkelijkheid van onze subliem geestelijke identiteit, wordt het stralend licht van de Christus geopenbaard en Gods genezende macht weerspiegeld.
Tony Lobl, Associate Editor