Ik had jarenlang geworsteld met een mentale ziekte die mij voorkwam als suïcidale depressie. Toen op een dag, kreeg ik een opheffing van de donkere gedachten die me in de greep van slopende afwijzingsangst hadden gehouden.
Er was een tijd dat alles zwaar en moeilijk leek. Ik had gevochten tegen een constant gevoel dat er iets was dat probeerde me te dwingen mijzelf te doden. Soms smeekte ik een familielid om bij me te blijven en me niet alleen te laten, omdat ik zo bang was dat ik mijzelf iets schadelijks zou aandoen. Ik huilde veel.
Toen, alsof ik was wakker geworden uit een boze droom, was de angst plotseling verdwenen. Zoals het met Job in de Bijbel gebeurde, overkwam het mij dat ik het leven kon zien op een volkomen andere manier – dynamisch en gelukkig. Dit nieuwe inzicht kwam in een flits.
Ik ben grootgebracht in Christian Science en had veel, meestal vlugge genezingen door gebed. En later, gedurende de tien jaar dat dit probleem duurde, wist ik dus dat genezing mogelijk was. Verschillende keren voorafgaande aan deze genezing, had ik een Christian Science practitioner gevraagd om voor me te bidden en had enige verlichting gekregen. De geestelijke waarheid die de practitioner met me deelde en waar ik mee gebeden had, benadrukte Gods liefde voor mij, mijn identiteit als Gods beeld en gelijkenis en de eenheid of alheid van Gemoed, God – dat er geen ander Gemoed en geen andere conditie is dan God en Haar geestelijke schepping.
Ik had gebeden om klaar en helder te zien dat vreugde een bestendige eigenschap is van mijn wezen als een weerspiegeling van God. Ik had Paulus’ waardevolle woorden in Romeinen vastgehouden, dat niets ons kan scheiden van de liefde van God (zie 8:35-39). Ik had gebeden met het antwoord op de vraag: ”Wat is de mens?” in Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift van Mary Baker Eddy (blz. 475-477) en het geestelijke begrip overdacht van Psalm 23 (blz.578), die begint met: “[De goddelijke Liefde] is mijn herder; mij zal niets ontbreken.” Wetenschap en Gezondheid legt uit dat de goddelijke Wetenschap de Trooster is die Jezus beloofde (zie blz. 55). Deze inspirerende aanhalingen gaven kracht aan mijn gebed en hielpen me meer te begrijpen van de Trooster en de agressieve gedachten van zelfvernietiging af te weren. Maar de strijd bleef voortduren. Ik smeekte God om me te bevrijden van de depressie en de aanvechting mezelf te doden.
Toen op een dag, toen ik bezig was een stapel papieren en tijdschriften weg te doen die ik niet meer nodig had, besloot ik een bepaald tijdschrift door te bladeren om te zien waarom ik het bewaard had. Mijn oog viel op een artikel dat een beschrijving gaf van een mentaal probleem. Ik herkende het, omdat dit bij een familielid was geconstateerd. Ik had deze persoon, die medicijnen gebruikte, lange tijd verzorgd en was onder de indruk gekomen van het ziektebeeld. Ik was niet waakzaam geweest, zoals Wetenschap en Gezondheid adviseert: “Sta als een wachter aan de deur der gedachte. Door alleen die gevolgtrekkingen toe te laten, die u in uw lichaam verwezenlijkt wenst te zien, zult u uzelf harmonisch besturen” (blz. 392).
Dat tijdschriftartikel beschreef precies waar ik nu doorheenging. Maar erfelijkheid of besmetting kon, zelfs gezien vanuit een menselijk standpunt, de oorzaak niet zijn, want het familielid en ik waren geen bloedverwanten en het was nooit aangetoond dat deze mentale conditie besmettelijk was. Plotseling zag ik in dat het een geloof was dat ik had toegelaten.
Op datzelfde moment verwierp ik krachtig de gedachte dat deze toestand ook maar enige werkelijkheid kon hebben en zei uit het diepst van mijn hart: “Nee, natuurlijk niet!” tegen de agressieve suggestie dat ik kon lijden aan een mentale ziekte. God, geheel goed, had dit niet geschapen en daarom kon het niet werkelijk zijn.
Toen begon ik te lachen, want ik zag in dat het enige probleem dat ik had gehad mijn eigen geloof was geweest dat iemand zo’n probleem kon hebben. Ik had het geaccepteerd als een werkelijkheid terwijl het in feite alleen maar een gedachte was die me was opgedrongen.
Op dat moment van genezing, zag ik een duidelijk gedachtenbeeld van een kind dat een paardenbloempluisje wegblaast. Ik was het kind en het pluisje van de paardenbloem was het geloof dat ik of iemand anders mentaal ziek kon zijn. Het voelde alsof er een grote steen uit mijn hoofd was verwijderd, hoewel die daar natuurlijk nooit echt in had gezeten. Ik voelde me plotseling weer dynamisch.
Dynamisch was het woord dat in me opkwam. Ik belde mijn dochter die in een andere stad woont en vertelde haar dat ik was genezen. Vanzelfsprekend was ik overgelukkig. Het was lange tijd geleden dat ik me zo blij had gvoeld. Ik leek wel op de man in de Bijbel die van verlamming was genezen, “lopend en springend en God lovend” (Handelingen 3:8).
Terwijl er schijnbaar geen vooruitgang had plaatsgevonden in die jaren dat ik bad “zonder ophouden” (2 Thessalonicenzen 5:17) en van tijd tot tijd in gebed samenwerkte met verscheidene Christian Science practitioners, was er wel degelijk vooruitgang geweest. Genezing had plaatsgevonden in mijn gedachte. En de opklaring en oplossing van dit verkeerde geloof was het bewijs van deze genezing.
Sprekend over het transformerende effect van Waarheid, geeft Wetenschap en Gezondheid deze revolutionaire verklaring: “De uitwerking van deze Wetenschap bestaat hierin, dat het menselijk gemoed erdoor tot een ander standpunt wordt gebracht, van waaruit het plaats kan geven aan de harmonie van het goddelijk Gemoed” (blz. 162). Dat is wat er met mij gebeurde.
Jaren geleden had ik een cursus gevolgd in Chrstelijke genezing, Christian Science cursusonderricht genoemd, van een bevoegd Christian Science leraar. Een van de hoofdthema’s in onze studie van genezing door gebed was het belang van zowel het bevestigen van de geestelijke waarheid van het zijn, als van het ontkennen van het geloof dat het kwaad werkelijk is. Ik realiseerde me dat ik niet veel had gedaan aan het ontkennen van het dwaalgeloof aan mentale ziekte tot op dat moment van genezing toen de onwerkelijkheid van het kwaad me overduidelijk was. Ik begreep dat God mij door de jaren heen liefdevol naar deze conclusie had geleid.
Ik wist dat “God zag al wat Hij gemaakt had” als “zeer goed” (Genesis 1:31). Deze genezing vond meer dan zeven jaar geleden plaats en ik kan oprecht zeggen dat, als een volledige en geliefde schepping van God, ik me weer “zeer goed” voel. Ik ben zo geweldig dankbaar.
Naam achtergehouden.