Hoe komt het dat we ons soms slechte ervaringen uit het verleden blijven herinneren en daaraan vasthouden en het moeilijk vinden ze los te laten en verder te gaan? Ik heb vaak mensen horen vertellen over slechte ervaringen die ze lang geleden hadden, ervaringen waarvan ze de emotionele pijn, wrok en boosheid over iets dat zij als onrechtvaardig beschouwden moeilijk konden overwinnen. Daardoor ging ik me afvragen hoe het komt dat we ons soms onmachtig voelen om vooruit te komen en bepaalde situaties achter ons te laten.
Ik had al enige tijd gebeden over bepaalde oneerlijke en liefdeloze situaties in mijn leven. Ik belde een practitioner van Christian Science, om voor mij te bidden. Onze gebeden onthulden dat ik een greep moest krijgen op de alles-verslindende wrok – lelijke gedachten die mij verteerden. Zonder me ervan bewust te zijn had ik mezelf blootgesteld aan verteerd te worden door boze en verwarrende gedachten. Ik realiseerde me dat ik me van deze gedachten moest ontdoen en echt de personen vergeven door wie ik me oneerlijk behandeld voelde.
Door mijn gebeden leerde ik dat hoewel het moeilijk kan lijken om wrok los te laten, er toch een manier is om werkelijk te vergeven en door te gaan. Ik zag dat we dit doen door ons naar God te keren en naar Hem te luisteren in ootmoedig gebed en door de geestelijke waarheid te erkennen dat God ons kent als Zijn kinderen, als Zijn beeld en gelijkenis. Hij maakte ons goed en alleen maar goed. Wij zijn in werkelijkheid de weerspiegeling van wat God weet over Zichzelf; wij zijn de volledige, volmaakte, blije, harmonische en liefdevolle geestelijke weerspiegeling van Hem. In de mate dat wij onszelf met deze waarheid identificeren, worden wij bevrijd van het blijven hangen in het verleden omdat wij ons in plaats daarvan identificeren met de waarheid aangaande onze eeuwige aard; met andere woorden, we laten God ons denken besturen.
Op een dag was ik de wekelijkse bijbelles uit het Christian Science Kwartaalboekje aan het lezen toen deze bijbelpassage me trof: “Broeders, ikzelf denk niet dat ik het gegrepen heb, maar één ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is, jaag ik naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus” (Filippenzen 3:13, 14). Mary Baker Eddy citeert de volgende passage in het leerboek van Christian Science, Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift: “Wanneer wij inzien, dat dwaling niet werkelijk is, zullen wij gereed zijn voor verdere groei, ‘vergetende hetgeen dat achter is’” (blz. 353).
Als onze gedachten zich overgeven aan onze ware geestelijke aard en de ware geestelijke aard van anderen, richten wij ons op wat altijd al waar was aangaande elke persoon vóór, gedurende en na de situatie of opmerking die ons leek te krenken. Dan vinden wij het makkelijker om los te laten, het verleden te vergeten, en een stoffelijke kijk op anderen als minder dan volmaakt en minder godgelijkend, te laten varen. We vinden het dan ook makkelijker om meer lief te hebben omdat wij Gods mens – man, vrouw of kind – werkelijk accepteren, zien als goed en rein en bestuurd door God.
Conflicten en geschillen op deze manier te overwinnen, door het weerspiegelen van de goddelijke Liefde, of God, bevrijdt ons van de last om rond te lopen met zware grieven tegen anderen. Bidden om bevrijd te worden van afkeurende, veroordelende gedachten is een stap voorwaarts die de liefde van Liefde weerspiegelt. Als we deze Liefde weerspiegelen en onszelf en anderen erkennen als Gods liefdevolle kind, zien we dat het onaangename of onrechtvaardige gedrag van de ander nooit een onderdeel was van die persoon of van onze ervaring. Dit betekent niet dat we negeren wat ons overstuur maakte, maar eerder dat we deze verontrustende gedachten vervangen door het begrijpen van Gods oneindige liefde en deze Liefde tot uitdrukking brengen door vergeving.
Daniël, een van mijn favoriete bijbelfiguren, bracht onvoorwaardelijke Liefde tot uitdrukking. De Bijbel vertelt ons dat de koning Daniël prefereerde boven alle andere officials in zijn koninkrijk. Deze officials spanden samen om Daniël in de leeuwenkuil te laten werpen omdat hij tot God bad (zie Daniël 6). Toch toonde Daniël zich op geen enkel punt haatdragend jegens degenen die tegen hem hadden samengespannen. In feite, omdat hij het goddelijk Beginsel, God, tot uitdrukking bracht en bleef bidden, (communiceren met God), moet hij hebben gevoeld dat de goddelijke Liefde zowel hem als de leeuwen omarmde. Zoals Wetenschap en Gezondheid zegt: “Begrijpend, hoe Liefde alles bestuurt, voelde Daniël zich veilig in de leeuwenkuil . . .” (blz. 514). Hij gaf niet toe aan vrees of boosheid over de onrechtvaardigheid, maar hij hield zijn gedachten alleen open voor God en de geestelijke waarheid.
Daniëls voorbeeld was een ware inspiratie voor me toen ik bad om van wrok bevrijd te worden. Ik realiseerde me dat ik niet hoefde toe te geven aan vrees en boosheid, maar in plaats daarvan mijn denken kon overgeven aan God en de geestelijke waarheid. In mijn gebeden protesteerde ik ondermeer tegen wraakzuchtige, boze gedachten en handelingen; ik wist dat zij geen deel uitmaakten van mijn ware aard als Gods liefdevolle expressie en dat zij zich niet aan mij konden vasthechten. Ik kon er niet door worden opgeruid of er bang voor zijn. Ik bevestigde dat er in Gods harmonische werkelijkheid geen slechte ervaringen bestaan in het verleden, heden en toekomst, en dat ik in werkelijkheid het volmaakte, volkomen en volledige kind van Gods schepping ben, en dat altijd ben geweest en zal zijn. Ik moest me de geestelijke waarheid eigen maken dat het kwaad geen macht over mij of over ieder ander heeft omdat het niet door God, de enige echte macht, is geschapen. Mijn ware identiteit als Gods kind was niet geraakt, dus had ik niets om verontwaardigd of boos over te zijn.
Deze verklaringen leidden mij tot het inzicht dat als ik wilde accepteren dat mijn medemensen als Gods kinderen werkelijk goed zijn, ik niet kon geloven dat het kwaad een werkelijk onderdeel was van iemands gedachten of handelingen. Mary Baker Eddy stelt in haar boek Retrospection and Introspection: “God is goed, vandaar dat goedheid iets is, want het vertegenwoordigt God, het Leven van de mens. Het tegengestelde, niets, het kwaad genaamd, is slechts een samenzwering tegen het Leven en de goedheid van de mens” (blz. 63). Toen ik de diepgaande waarheid daarvan voelde, dat twee tegengestelden, goed en kwaad, niet beide waar kunnen zijn, wist ik dat het kwaad datgene moest zijn wat onwaar en onecht was. Gods kinderen zijn goed en kunnen niet tegen elkaar samenzweren; de alheid van de goddelijke Liefde kan disharmonie en verdeeldheid in het menselijk bewustzijn oplossen. Liefde is de enige macht en tegenwoordigheid, en Liefde triomfeert altijd. En dus, omdat ik wist dat we allemaal de uitdrukking van de goddelijke Liefde zijn, was de conclusie dat ik nooit buiten de almachtige zorg van God was geweest en ieder ander evenmin.
Deze gebeden leidden tot grote vooruitgang en genezing. Ik ontdekte dat ik door overgave aan God en de juiste kijk op ieder van ons als Gods schepsel, wraakzuchtige en boze gedachten kon loslaten. Er was een last van mij afgenomen. Ik weet nu dat het beoordelen van anderen niet mijn taak is als kind van God en dat het geen gevoel van vreugde of goedheid brengt, noch voor mij, noch voor degenen die ik geoordeeld zou hebben of jegens wie ik wrok gekoesterd zou hebben. Door gebed en dagelijkse waakzaamheid, word ik steeds beter in het herkennen van enige neiging tot oordelen en het verkrijgen van een geestelijk inzicht.
We hebben de lieflijke verzekering dat we door het bestuderen en toepassen van Christian Science, gedachten en gevoelens van wrok en boosheid die gerelateerd zijn aan slechte ervaringen, kunnen overwinnen. We kunnen uit ons bewustzijn datgene verwijderen dat zou claimen dat we gescheiden zijn van Gods oneindige liefde. En wanneer wrok en boosheid verwijderd zijn uit ons bewustzijn, houden zij op gevolgen te hebben voor ons. Het volgen van Gods liefdevolle leiding en anderen zien in hun ware geestelijke licht, stelt ons in staat met blijdschap verder te gaan. We zien het goede in anderen en onszelf en vinden ware vergeving en vrijheid.