Het was in de Christian Science zondagsschool en ik gaf les aan de kleuterklas. (Deze kleintjes missen niets en ze zijn onschuldig eerlijk.) Ik had al snel geleerd om niet in verwarring te raken als vier paar oogjes me van top tot teen kritisch bekeken.
“Wat voor geurtje heb je op?”
“Die jurk is mooi – maar de kleur niet.”
“Ik wilde thuis blijven om met mijn nieuwe hondje te spelen, maar ik moest van mama naar zondagsschool.”
Daarna kon er een ontwapenend “ik vind jou lief!” volgen. Vervolgens zouden ze hun aandacht op elkaar richten voor persoonlijke bewondering en ik leidde hun gedachten zachtjes weg van uiterlijkheden naar de geestelijke eigenschappen van ieder van hen als de weerspiegeling van God.
Op een zondag vroeg Jimmy zonder aarzelen: “Wat is die grote bult op je oog?” Ik moest even slikken en mompelde iets van dat het alleen maar een kleine dwaling was die hij niet moest geloven. Onmiddellijk vestigde de hele klas hun aandacht op mijn oog. Ofschoon nauwelijks waarneembaar toen het een paar weken geleden op een ooglid was verschenen, was de zwelling groter geworden en kon niet aan de wekelijkse inspectie ontkomen.
Jimmy was niet tevreden met mijn antwoord en vroeg: “Waarom genees je het niet?” De anderen knikten en wachtten op een antwoord. Ik realiseerde me toen dat ik in plaats van er specifiek voor te bidden, slechts af en toe vluchtig verklaringen van waarheid had gekoesterd. Ik had niet de diepe overtuiging bereikt dat de enige groei geestelijk is en bestuurd wordt door Gods wet van volmaaktheid. Ik moest de instructie van onze leider, Mary Baker Eddy, gehoorzamen, waar zij, sprekend over een aanspraak van ziekte of zonde, schrijft “Wijs die af in de vaste overtuiging dat zij onwettig is, omdat u weet dat God evenmin de verwekker is van ziekte als van zonde” (Wetenschap en Gezondheid, blz. 390).
In stille dankbaarheid aan God voor het voorrecht onderricht te mogen geven aan (en onderricht te worden door) deze dierbare kinderen, was ik blij met de kans om te luisteren naar de ingevingen voor dat uur van het goddelijk Gemoed. “Laten we denken aan alles wat we weten over Gods kinderen – over ons”, zei ik, “want ieder van ons is het volmaakte kind van God.”
De volgende twintig minuten spraken we over Gods liefde voor Zijn kinderen; Hij maakt alleen wat goed, mooi en nuttig is, want Hij kan niets scheppen dat ongelijk is aan zichzelf (dat niet op Hem lijkt). Jimmy zei invoelend: “Hij maakte die bult op jouw oog niet!” Rita voegde er aan toe: “Dwaling is niet werkelijk, want God heeft het niet gemaakt.” Tony herinnerde zich dat zijn vader had gezegd dat van je vrienden houden en niet vechten God tot uitdrukking brengen is. Patty zei: “Liefde geneest alles wat slecht is.” Ik opende de Bijbel en las een verslag voor van een genezing door onze Meester, Christus Jezus.
Toen dachten we er allemaal over hoe we elke dag de aanwezigheid van Gods liefde kunnen voelen – bijvoorbeeld, de aandacht van onze ouders voor ons, de loyaliteit van trouwe vrienden, genoeg geld voor noodzakelijke dingen, kansen om helpend en vriendelijk te zijn voor anderen. Het meest van al, wisten we, we konden vertrouwen op Gods genezende macht, leiding en bescherming, altijd. De lijst bleef groeien.
Gedurende de week die volgde bleef de vraag van Jimmy: “Waarom genees je het niet?” terugkomen. De eerste stap was om overtuigd te raken van de onwerkelijkheid van de aandoening. Ik zou graag Jimmy’s vertrouwensvolle, ongecompliceerde verwachting van het goede voelen. Als ik mijn gezicht waste weigerde ik naar het ooglid te kijken en bad nederig. Ik vond hulp in de woorden van Eddy uit een geliefd gedicht: “Herder, was hen rein” (Gezangboek van Christian Science, gezang 304).
Ik liet me niet verleiden tot het gevoel dat ik indruk moest maken op de kinderen met een genezing. Mijn enige wens was om elke dwalende suggestie die er aanspraak op maakte zichzelf te manifesteren als een gezwel op mijn ooglid, te verwijderen. Ik werd gesterkt door diverse aanhalingen uit de Bijbel, inclusief deze uit Job, die spreekt van het voorbereiden van ons hart en ongerechtigheid verwijderen: ”Want dan zult gij uw aangezicht opheffen uit de gebreken, en zult vast wezen, en niet vrezen” (Job 11:15). Nog een aanhaling die ik bestudeerde was van Eddy: “God schept de mens volmaakt en eeuwig naar Zijn eigen gelijkenis. Daarom is de mens het beeld, de idee, of gelijkenis van volmaaktheid – een idee die niet kan vervallen van haar aangeboren eenheid met de goddelijke Liefde, van haar vlekkeloze reinheid en oorspronkelijke volmaaktheid” (The First Church of Christ Scientist and Miscellany, blz. 262).
Tegen het eind van de week waren de geestelijke feiten die ik had gekoesterd zo veel werkelijker voor mij dan het stoffelijk blijk van een smet, dat ik het hele plaatje uit mijn gedachten kon wissen. Ik weet niet precies wanneer het gezwel verdween, maar het verdween wél.
De volgende zondag riep Jimmy uit: “Hé! De bult is helemaal weg!”
“Ja,” zei ik blij, “God heeft mij genezen en ieder van jullie hielp me om meer te zien van het “mij” dat God maakte.”