Toen ik deze zomer bij mijn opa en oma logeerde had ik een hele vlugge genezing.
Mammie hielp me met aankleden en per ongeluk krabde ze een van mijn vingers met haar lange nagel. Er kwam een stukje huid af en het bloedde.
Ik had al eerdere genezingen gehad door gebed, dus mammie en ik gingen even samen bidden en toen ging ze een pleister halen. Toen ze terugkwam, vroeg ze me mijn vinger op te houden om de pleister er omheen te doen.
Ik keek naar mijn handen en zag helemaal geen krab. Ik kon me zelfs niet herinneren welke vinger het geweest was!
Ik zei: “Welke vinger was het?” Maar dat deed er niet toe, want ik was genezen.
Toen rende ik naar buiten om mijn oma te vertellen over mijn vlugge genezing.
Later, toen mammie me vroeg waarover ik had gedacht toen zij de pleister ging halen, zei ik dat ik aan God had gedacht. God is goed en overal en dat betekent dat vervelende dingen, zoals een krab, nergens kunnen zijn. Er is geen plaats waar een wond kan zijn, want alle plaats is van God.
Denken aan God genas mij! Ik was zo opgewonden over mijn vlugge genezing dat ik op woensdagavond in de getuigenisbijeenkomst van mijn kerk direct opsprong om erover te vertellen. En nu schrijf ik het op om God te bedanken.