In de Bijbel leren we dat de mens een geestelijk idee is, geschapen door God naar Zijn beeld en gelijkenis (zie Genesis 1: 26). Mary Baker Eddy beschrijft deze relatie van God met de mens: “Zoals een waterdruppel één is met de oceaan, een lichtstraal één is met de zon, zo zijn ook God en de mens, Vader en zoon, één in wezen. De Bijbel zegt: ‘Want in Hem leven wij, en bewegen wij ons, en zijn wij’ “ (Wetenschap en Gezondheid met Sleutel tot de Heilige Schrift, blz. 361). Krijg maar eens een speld tussen die relatie!
Wij kunnen deze eenheid met God bewijzen. Als we onze onverbrekelijke relatie met God voor waar accepteren, vallen angst en zorgen van ons af, want wat kan ons gebeuren wanneer we zijn uitgerust met alles wat we nodig hebben – al Gods geestelijke kwaliteiten die wij weerspiegelen en die nooit van ons afgenomen kunnen worden?
Jaren geleden was ik met familieleden en vrienden in de stad New York om de Amerikaanse onafhankelijksdag te vieren. Er waren duizenden vrolijke mensen op straat samen met kunstenaars, muzikanten en verkopers. Opeens ontdekte ik dat ik mijn gezelschap was kwijtgeraakt. We hadden deze toestand voorzien en afgesproken om elkaar om 5 uur die middag op een bepaalde plaats aan de Hudson Rivier te ontmoeten. Ik hoefde alleen maar iemand te vragen naar de weg daarheen. Maar toen begon het probleem, want ik werd de verkeerde kant op gestuurd en kwam terecht bij de East Rivier aan de andere kant van Manhattan. Moe en een beetje de kluts kwijt besloot ik op een bankje te gaan zitten om uit te rusten, kalm na te denken en mijn eenheid met God te claimen. Bijna onmiddellijk kwam er een deel van een gezang in mijn gedachten:
Als een kind, dat vast vertrouwt
Op een macht, die steunt en draagt,
Daar het zwak zich voelt en jong,
En de stap alleen niet waagt,
Volg ik, slechts Uw liefde ziend,
U mijn God en eeuwge Vriend.
(John Newton, Gezangboek van Christian Science, nr.291, © CSBD).
Wat een opluchting om te weten dat ik geen stap alleen hoefde te doen omdat ik nooit gescheiden was van God en Hem nooit kon kwijtraken. Hij zou mij leiden. Ik voelde mij als een kind dat vol vertrouwen haar hand legde in die van de Vader. Alle vermoeidheid en verwarring was verdwenen en ik vond zonder aarzelen de weg naar de ontmoetingsplaats, waar iedereen al op me stond te wachten. “Fijn dat je er bent”, zeiden ze.“Heb je een leuke tijd gehad?” “O ja, het was heel bijzonder”, antwoordde ik.
Ik herinner mijzelf vaak aan het feit dat ik zo dichtbij God ben dat er geen speld tussen te krijgen is.